Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

Gepubliceerd op 03-02-2023

brousse (broesse)

betekenis & definitie

Oerwoud, rimboe, wildernis; vaak in tegenst. tot de (Afrikaanse) steden, en vand. ook oneig. in toep. op onherbergzame, bosrijke gebieden; ook bep.: achterbuurt.

Waalse kollega-geneesheren... nu reeds jaloers op elkaar, daar de ene van de andere vermoedt dat deze naar een grote stad mag, waar kan bijverdiend worden, waar hij, de ene, vreest de brousse te worden ingestuurd naar een slecht klimaat bij een armoezaaiende stam, JONCKHEERE 1957, 11.

Jij moet het zelf weten, je kruipt maar in de broesse hoor! Dat ik mij er niet zal thuisvoelen, is niet zo erg. Ik denk maar aan je kinderen, die zal je wel moeten binnenhouden in zulk een buurt, Vrouw en Wereld maart 1975, p. 22.

Sam.: broussebewoner (Intellectuelen laten zich gemakkelijker doen dan achterlijke broussebewoners, VAN AKEN 1963, 30);

- broussevrouw (JONCKHEERE 1957, 46).

< >