1. Iem. iets niet aangeven, iem. iets niet nageven, iem. er niet toe in staat achten, iets niet achter iem. zoeken.
‘Zij kon de jongetjes niet gerust laten, en de juffrouw heeft haar meer dan eens in de gemakken betrapt.’ ‘Men zou het haar niet aangeven,’ meent de goedige herkoos Blomme, ‘zo’n aardig ding, en met zo argeloze ogen,’ TEIRLINCK 1952, 1, 49.
2. (Iem.) opgeven; ook wederk.: zich voor een examen e.d. aangeven, zich aanmelden.
Ouders, die hun kinderen nog moeten aangeven voor de kleuterschool, kunnen dit, elke dag van 9 tot 12 uur, Limburg 31/8/1976.