Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 18-10-2023

ZOETHOUT

betekenis & definitie

is een 1-2 m hoog, overblijvend gewas Glycyrrhiza glabra (fam. Leguminosen-Papilionaceeën) dat met sterk vertakte, soms zeer dikke wortels, lange wortelstokken en soms wel 8 m lange bovengrondse uitlopers in zandige streken groeit, waar veel water beschikbaar is (droge rivierbeddingen). De plant hoort in het mediterrane gebied thuis.

In Galicië en Centraal- en Zuid-Rusland vindt men de var. glandulifera, die het beste, het Russische zoethout levert; de var. violacea, die in Iran, Irak en de dalen van Tigris en Euphraat groeit levert het Perzische zoethout; in Spanje, Italië, Frankrijk, Engeland, Duitsland en de V.S. wordt de var. typica gekweekt. Men vermenigvuldigt de plant meestal door uitlopers en kan na 3-4 jaar oogsten. De geoogste wortelstokken en wortels worden gewassen en gespoeld, gedroogd en van de bijwortels ontdaan en soms geschild en gemalen. Het belangrijkste bestanddeel is de glycyrrhizine, het kaliumcalciumzout van het drie-basische glycyrrhizinezuur C44H84O19, dat bij hydrolyse een molecuul glycyrrhetinezuur en 2 mol. glycuronzuur afsplitst. Het glycyrrhetinezuur heeft evenals saponine een haemolytische werking. Bovendien komt 3,8 pct glucose, 2,4-6,5 pct sucrose, 2-4 pct cuparagine, iets hars, vet en bitterstof voor.

Behalve als snoeperij voor kinderen, wordt het extract veel gebruikt voor de dropbereiding, voor het sausen van tabak, pharmaceutisch als aromatiserend, als verzachtend of als slijmverdrijvend middel, en als sterk schuim verwekkend middel in de bierbrouwerij en de mineraalwaterfabrieken.

Lit.: Tschirch, Hndb. der Pharmacognosie II (Leipzig 1912), p. 77-102.

< >