is de naam van een typisch Spaans dramatisch genre, waarin declamatie en zang elkander afwisselen. Hoewel zij, in haar bloeitijd althans, vergeleken kon worden met de Italiaanse „operetta” en de Franse „opéra comique”, heeft de zarzuela enkele typisch Spaanse karaktertrekken.
Zowel de stukken die behoren tot de „zarzuela grande” als die van het „género chico” brengen volkstypen en echt Spaanse milieu’s op de planken. Vele zarzuela’s hebben documentaire waarde.De Zarzuela is ontstaan uit het oude Spaanse toneel. In 1626 werd in het Koninklijk Paleis te Madrid de ecloge van Lope de Vega, La selva sin amor, opgevoerd, met muziek van een onbekend componist. Kort daarna had in La Zarzuela, een koninklijk buitenverblijf bij het Pardo (provincie Madrid), waaraan het genre zijn naam dankt, een opvoering plaats van El jardin de Falerina van Calderón, met muziek van Hidalgo. Populair werd de zarzuela eerst in de tweede helft van de 19de eeuw en het begin van de 20ste. In die tijd zijn er met korte stukken, zgn. „sainetes”, en muziek die was aangepast aan de personen, zarzuela’s geschreven die tot op deze dag zijn blijven voortleven in de herinnering van het Spaanse volk. Het beste voorbeeld is de nog door vele Spanjaarden gereciteerde en gezongen La verbena de la paloma, libretto van Ricardo de la Vega, muziek van Breton.
Enkele zarzuela’s, zoals La Viejecita, zijn salonstukken, andere bijv. Gigantes en Cabezudos zijn regionaal zowel wat thema als muziek betreft. Tegenwoordig is de zarzuela volkomen in verval geraakt. Zij wordt nog maar zelden in Spaanse schouwburgen opgevoerd. Buiten Spanje is zij weinig bekend geworden,
PROF. DR G. F. A. VAN DAM.