Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 18-10-2023

ZALMVISSEN

betekenis & definitie

vormen de familie Salmonidae in de orde Weekvinnigen. Zij zijn o.a. gekenmerkt door het bezit van een vetvin (z Vissen) en door het gemis van eileiders, zodat de eieren in de buikholte vallen en vandaar door een opening (genitaalporus) achter de aars het lichaam verlaten.

Vandaar dat bij Salmonidae de eieren gemakkelijk „afgestreken” kunnen worden en na met hom overgoten te zijn tot ontwikkeling kunnen worden gebracht. Salmonidae komen in zee en zoetwater van het N. Halfrond voor, één geslacht (Retropinna) leeft aan de kusten en in de rivieren van Nieuw-Zeeland. Enkele geslachten zijn diepzeevormen. Tot het geslacht Salmo behoren:1. De Europese zalm (S. salar) die aan beide zijden van de N. Atlantische Oceaan voorkomt en in de Oostzee tot in de Finse Golf. De zalm is een anadrome vis, d.w.z. hij trekt de rivieren op om te paaien, wat in koude bergbeken geschiedt. Uitgeput en vermagerd keren de uitgepaaide zalmen naar zee terug, waar zij zich spoedig herstellen. Ook de jonge zalmpjes, die na een verblijf van meestal één jaar in zoetwater naar zee trekken (in Nederland passeren zij in Mei), groeien hier snel. Sommige exemplaren zwemmen reeds na een verblijf van één jaar in zee, dus op 2-jarige leeftijd, weer de rivieren op. Dit zijn de „Jacobszalmen”, die meest van het mannelijk geslacht zijn. De driejarige zalmen die het zoete water opzoeken heten „Kleine Zomerzalmen”. De grote zalmen, die 3 of 4 jaar in zee blijven vóór zij de rivieren opzwemmen, heten „Winterzalmen” wanneer zij vóór Mei en „Grote Zomerzalmen” wanneer zij daarna gevangen worden. De zalm was vroeger in de Rijn en de Maas zeer algemeen, maar sinds het begin van deze eeuw is deze waardevolle vis zowel hier als elders in West-Europa sterk in aantal achteruitgegaan. Door kunstmatige teelt en uitzetting der jonge zalmpjes in Duitse beken (bij het Zalmtractaat geregeld) heeft men getracht de zalmstapel weer op peil te brengen, maar de vervuiling der rivieren door de industrie heeft de zalm in Nederland tot een zeldzame verschijning gemaakt.
2. De zeeforel (S. trutta), kleiner en meer gedrongen dan de zalm, wordt door de vissers „Schotzalm” of „Schotje” genoemd. Deze soort komt van de Witte Zee tot de kust van Frankrijk en in de gehele Oostzee voor. Ook dit is een anadrome soort, die echter niet zo ver de rivieren optrekt als de zalm. In Nederland worden jonge exemplaren in de zeegaten gevonden. Op de benedenrivieren worden geregeld, maar vnl. ’s zomers, zeeforellen gevangen, maar in wisselende hoeveelheden.
3. De beekforel (S. fario), ook kortweg forel genoemd, nog meer gedrongen dan de zeeforel. Beide soorten zijn tegenover de zalm gekenmerkt doordat het verbrede gedeelte van het ploegschaarbeen driehoekig is en 3 of 4 tanden draagt, terwijl dat van de zalm vijfhoekig en tandeloos is. De beekforel trekt niet naar zee en paait in zoetwater. Deze soort komt in snelstromende beken en rivieren in geheel Europa en West-Azië voor. In Nederland in Zuid-Limburg tamelijk algemeen.

Het geslacht Coregonus onderscheidt zich van Salmo door slankere bouw en door het bezit van veel kleinere tanden, die dikwijls bij volwassen exemplaren geheel verdwenen zijn. De Houting (C. oxyrhynchus) met puntige, vóór de mond uitstekende snuit, was tot 40 jaar geleden in Nederland talrijk, vooral op de benedenrivieren: thans zeldzaam. C. albula en C. lavaretus zijn enige malen in Nederland waargenomen. Laatstgenoemde soort en haar verwanten zijn bewoners van diepe meren, zowel in de Alpen als in Skandinavië, Schotland en Ierland. De Vlagzalm (Thymallus thymallus), kenbaar aan de lange en hoge rugvin, kwam vroeger in Nederland in de Geul voor, doch is ten gevolge van lozing van afvalwater der loodfabrieken te Moresnet ca 1885 verdwenen. De Vlagzalm komt in geheel N.- en Midden-Europa in heldere beken en snelstromende rivieren voor. De Spiering (Osmerus eperlanus) is in Nederland een der gewoonste brakwaterbewoners, die in het vroege voorjaar de rivieren optrekt om te paaien. De Pacifische zalmen, die o.a. de rivieren aan de westkust van Noord-Amerika opzwemmen en daar in grote hoeveelheden gevangen en ingeblikt worden, behoren grotendeels tot het geslacht Oncorhynchus, dat zich van Salmo onderscheidt door een groter aantal vinstralen in de aarsvin.

PROF. DR L. F. DE BEAUFORT.

< >