(Worringen), dorp aan de Rijn, 10 km ten N. van Keulen, bekend door de hier op 5 Juni 1288 geleverde veldslag, die de beslissing bracht in de Limburgse successieoorlog (1283-1288).
Oorzaak van het geschil waren de op elkaar botsende belangen van de aartsbisschop van Keulen, Siegfried van Westerburg, en van Jan I, hertog van Brabant, die beiden streefden naar de hegemonie in het gebied tussen Rijn en Maas. Aanleiding was het uitsterven van het Limburgse hertogshuis in 1283 met hertogin Ermengarde, wier gemaal, Reinold I van Gelre, op de erfenis aanspraak maakte (en door de Rooms-koning Rudolf van Habsburg als hertog werd erkend), evenals de graven van Berg en Luxemburg en de heer van Valkenburg, van wie de eerste zijn rechten overdeed aan Jan I. Voor deze was Limburg van vitaal belang wegens de verbindingen tussen Brabant en het Rijnland, die door Gelderse zuidwaartse expansie zouden worden bedreigd. Gelre werd gesteund o.a. door de aartsbisschop en de graven van Luxemburg, Vlaanderen en Nassau; Brabant door o.a. de graven van Berg, Gulik, Mark, Kleef en Holland en door de opstandige Keulse burgerij. Om deze ter wille te zijn rukte Jan I in 1288 met zijn bondgenoten op naar het aartsbisschoppelijke kasteel Woeringen, waar hij in een verwoede strijd een volledige overwinning behaalde op het numeriek sterkere leger van de vijandelijke coalitie, vooral door het optreden van het voetvolk der Brabantse steden. De graaf van Luxemburg sneuvelde, de aartsbisschop en Reinold van Gelre werden gevangengenomen.
Voortaan was het overwicht van Brabant, waarmee Limburg vijf eeuwen lang verbonden bleef, in het betwiste gebied verzekerd; de positie van de hertog tegenover Luik was versterkt; met de macht van de aartsbisschop links van de Rijn was het gedaan en Gelre was voor lange tijd uitgeschakeld.
Lit.: F. L. Ganshof, Brabant, Rheinland und Reich im 12., 13. und 14. Jahrh. (1938); W. Reese, Die Niederl. und das deutsche Reich I (1941), blz. 320 vlg.