Nederlands regent (’s-Gravenhage, 23 Juni 1735-1784), sinds 1763 raad en vroedschap van Rotterdam en lid van het college van gecommitteerde raden van Holland trad, toen zijn fortuin was verloren gegaan, in 1774 in dienst van de Oost-Indische Compagnie, werd weldra resident van Rembang en in 1779 administrateur van de etablissementen der Compagnie op Onrust. Hij repatrieerde in 1784 met het schip Harmonie, dat nimmer zijn bestemming heeft bereikt.
Gehuwd was hij met Carolina Wilhelmina van Haren, dochter van Onno Zwier. Uit dit huwelijk zijn verschillende kinderen geboren, waarvan de oudste twee, Dirk en Gijsbert Karel, grote bekendheid verwierven. Van Hogendorp, die een ijverig lid was van het Bataviaasch Genootschap van Kunsten en Wetenschappen, trad ook op als publicist.Bibl.: Sophronisba, of de gelukkige moeder door de inëntinge van haare dochters enz. (Batavia 1779, herdr. Rijswijk 1921); Kraspoekol, of de droevige gevolgen van eene te verregaande strengheid jegens de Slaaven (Batavia, 1779, herdr. Rotterdam 1789); Redevoering der inentinge tot de ingezetenen v. Batavia (Batavia 1780, herdr. Rotterdam 1784, Rijswijk 1921); (met J. C.
M. Radermacher) Korte schets v. d. bezittingen der Ned. O.-I. Mij (2 dln, Rotterdam 1781-’87); Beschrijving v. h. eiland Timor (2 dln, Amsterdam 1781-’84).
Lit.: J. H. Scheffer, Het geslacht van Hogendorp (Rotterdam 1867).
