Groninger godgeleerde (Bolsward 27 Apr. 1805 - ’s-Gravenhage 9 Dec. 1882), studeerde te Utrecht, werd predikant te Stiens (1832), hoogleraar aan het Athenaeum te Franeker (1837), aan de Universiteit te Groningen (1840). Hier deelde hij in de Groninger Richting, was mederedacteur van Waarheid en Liefde en behandelde in de serie leerboeken de practische theologie.
Meer modern wordende, trad hij in 1872 af en vestigde zich te ’s-Gravenhage. J. I. Doedes polemiseerde in geschrifte tegen hem.Bibl.: Practische godgeleerdheid of beschouwing van de Evangeliebediening voornamelijk in de N.H. Kerk, 2 dln, 3 vol. (1854); De regte verhouding van een student in de godgeleerdheid tot de moderne theologie (1861); Resultaten van onderzoek en ervaring, 2 dln (1865-67).
Lit. A. Kuenen, in Levensber. v. d. Mij der Ned. Letterkunde 1883, met voll. bibl.