(Wasiljewitsj), Russisch schilder en graficus (Moskou 4 Dec. 1866 Neuilly-sur-Seine 15 Dec. 1944), studeerde rechten en staathuishoudkunde aan de universiteit te Moskou. Op dertigjarige leeftijd gaf hij zijn wetenschappelijke loopbaan op om zich geheel aan de kunst te wijden.
Van 1903-1908 reisde hij naar Tunis, Italië, Frankrijk (Sèvres) en Berlijn. Na diepgaande studie van aesthetische problemen keerde hij in 1908 te München terug, waar, mede onder invloed van werken van Rembrandt en van de Franse impressionnisten, een volledige ommekeer in zijn werk plaats vond. Zijn doel was met schilderkunstige middelen het zuiver schilderkunstige wezen in het schilderij te brengen. Van 1908— igio maakte hij werken, die een overgang vormen naar de abstracte kunst. In 1910 ontstond de eerste voorstellingsloze aquarel. Daarna zijn drie groepen in zijn werk te onderscheiden: 1. impressies, waarin de realiteit nog herkenbaar is,
2. improvisaties, onbewuste spontane scheppingen,
3. composities, waarbij het verstandelijke element een rol speelt. Iedere vorm ontstaat uit het gevoel, van binnen uit en is nooit bedacht, doch de vormingskracht moet worden beheerst door het bewuste.
In 1910 schreef hij zijn eerste boek, Über das Geistige in der Kunst, dat eerst in 1912 werd uitgegeven. In 1912 stichtte hij samen met Franz Marc „Der Blaue Reiter” en gaf een boek van die naam uit. Behalve met Franz Marc heeft hij contact gehad met August Macke, Paul Klee en Jawlensky. Van 1914-1921 verbleef hij in Rusland. Van 1922-1932 was hij professor aan het Bauhaus te Weimar en Dessau. In 1922 maakte hij de „Blauwe cirkel”, zijn eerste werk, dat volledig is opgebouwd uit mathematische vormen.
In de laatste jaren bereikte hij in zijn werk een volkomen samengaan van gevoel en verstand. Sedert 1934 heeft hij te Parijs gewerkt.
Bibi.: Über das Geistige in der Kunst (München 1912); The Spiritual Harmony of the Art (London 1914); Der Blaue Reiter, m. medew. v. Franz Marc. (München 1912, 2de uitg. 1916); Klänge, gedichten in prozavorm met houtsneden verlucht (München 1913); Kandinsky, 1901-1913 (autobiografie, Berlin 1913); Om Konstnären (Stockholm 1916); Kandinsky (1902-1916) (autobiogr. in het Russisch; Moskou 1919); Kleine Welten, 12 originele grafieken (Berlin 1922); Punkt und Linie zu Fläche (München 1926, 2de uitg. 1928); drie artikelen in het,,Bauhaus-Buch” (1923).
Lit.: H. Zehder, K. (1920); W. Grohmann, Kandinsky (Editions„Cahiers d’Art”, 1924); Christian Zervos, W. K., in: „Cahiers d Art” (i945/’46); Kandinsky, 11 tabl. et 7 poèmes. Ree. p. J.
Paul et J. Penraat (Amsterdam 1945); W. K., cat. v. tentoonst. in Sted. Mus. m. inl. v. N. Kandinsky (Amsterdam 1947); M.
Bill, W. K. (Basel 1949).