Synoniemen zoeken
Uitgelicht
Ontwerp nu je advertentie. Direct online!
Synoniem van waard
Synoniem van 'n ander trefwoord

Groot Synoniemenwoordenboek
P.G.J. van Sterkenburg (1991)
waard
waard - de exploitant van een herberg, koffiehuis en dergelijke in vroeger tijd. In België: baas. Een herbergier of kastelein is de waard van een herberg.
Zie: hotelhouder.

Synoniemen Handboek
Jef Anthierens (1998)
Waard
Gezegde(s):
• buiten de waard rekenen

Synoniemen Handboek Spreekwoorden
Gedigitaliseerd Ensie (1998)
Waard
Spreekwoord(en):
• vrolijke waarden maken vrolijke gasten

Handwoordenboek synoniemen
J.V. Hendriks (1898)
Waard
Lief zegt men van datgene, waaraan men gehecht is. Lieve vrouw, lieve vriend, enz. Daar men welgevallen heeft in hetgeen, waaraan men gehecht is, heeft lief langzamerhand het bijbegrip gekregen van waarin men welgevallen heeft. Dierbaar drukt het. begrip van genegenheid en gehechtheid zeer sterk uit. Waard ziet meer op de achting die wij voor iemand ot iets hebben. Bij aanspraken is waard dienten¬gevolge altijd koeler dan lief of dierbaar: Waarde bloedverwanten, lieve vrienden, dierbare kinderen. Waard ziet bovendien meer op de conventio¬neel waarde, die men aan iets toekent, dierbaar meer op de innerlijke waarde, die iets ontleent aan zijne eigen voortreffelijkheid; de laatste uit¬drukking is dus sterker dan de eerste. Zegt men mijne waarde bloedverwanten, dan heeft men meer het oog op de banden des bloeds, die hen aan ons verbinden; in mijne dierbare bloedverwanten daarentegen valt de nadruk op de uitmuntende eigenschappen, die wij in hen hebben leeren waardeeren.

Muiswerk Educatief
Muiswerk Educatief (2017)
waard
waard - bijvoeglijk naamwoord, zelfstandig naamwoord
1. wat het aan geld op kan brengen
♢ hoeveel is dat horloge waard?
1. dat is geen cent waard
[niets waard]
2. dat is niet de moeite waard
[niets waard]
3. wat is het je waard?
[wat heb je ervoor over]
4. ze is nog niet veel waard
[nog niet erg fit]
5. de ene dienst is de andere waard
[als je iets voor iemand doet, verwacht je dat de ander ook iets voor jou doet]
6. het is zoveel waard als de gek ervoor geeft
[zoveel als de liefhebber ervoor wil betalen]
7. iemand niet waard zijn
[hem of haar niet verdienen]
1. baas van een café
♢ het bevalt me goed als waard van deze kroeg
1. zoals de waard is vertrouwt hij zijn gasten
[als iemand jou niet vertrouwt, zal hij zelf wel niet te vertrouwen zijn]
2. buiten de waard gerekend hebben
[er niet op gerekend hebben dat iemand een plan zou kunnen dwarsbomen]
Bijvoeglijk naamwoord: waard
Zelfstandig naamwoord: waard
de waard
de waarden
Synoniemen
kastelein, kroegbaas