Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 18-10-2023

Vulkanische uitbarsting

betekenis & definitie

of eruptie, benaming voor het verschijnsel dat een vulkaan lava laat uitvloeien of op heftige wijze gassen uitstoot, die dan gewoonlijk efflata meevoeren. Het langzaam ontwijken van vulkanische gassen, zoals dat bij een in rust verkerende vulkaan geschiedt, wordt niet een eruptie genoemd; het is een verschijnsel van een vulkaan in het fumarolen- of solfatarenstadium.

De meeste erupties hebben door een verticaal, pijpvormig kanaal plaats; zij heten centrale erupties. Daarnaast zijn de lineaire erupties bekend, waarbij de vulkanische producten door een spleet in de aardkorst naar buiten treden. Voor dit soort erupties is Ijsland bekend. De grootste aller historisch bekende uitbarstingen is de eruptie van de 30 km lange Laki-spleet op Ijsland, die van 8 Juni 26 Oct. 1783 plaatsvond. Meer dan 12 km3 lava en 3 km3 vulkanische as, lapilli en bommen werden daarbij uitgeworpen, terwijl de lava een oppervlakte van 565 km2 bedekte. Door centrale erupties kunnen drie soorten van vulkanische bouwwerken ontstaan:

1. De schildvulkaan, die flauwe hellingen bezit (1-10°) en in hoofdzaak uit uitgebreide lava bestaat; voorbeelden er van zijn o.a. bekend van IJsland en Hawaiï (Mauna Loa, Mauna Kea, Kilauea).
2. Het maar, dat het resultaat is van een zuiver explosieve centraaleruptie; voorbeelden zijn o.a. bekend uit de Eifel (o.a. Laacher-See), Zwaben, Auvergne en op Java, waar zij rondom de Lamongan voorkomen.
3. De strato-vulkaan, de meest voorkomende vorm van een vulkanisch bouwwerk, uit afwisselende lagen van lava en efflata bestaande, met een naar de top gewoonlijk toenemende helling; de typische, vulkanische kegelberg.

Eruptie-typen

Om een overzicht der talrijke soorten van centrale vulkanische erupties te verkrijgen, zijn deze volgens bepaalde eigenschappen gerangschikt. Het karakter ener eruptie wordt nl. in de eerste plaats door de graad van vloeibaarheid der uitgestoten lava en door de gasdruk waarmede de uitbarsting plaatsvindt, bepaald. De graad van vloeibaarheid van dun tot dik-vloeibaar kan gemakkelijk worden waargenomen en is zelf het resultaat van twee eigenschappen der uittredende lava: scheikundige samenstelling en temperatuur. De gasdruk van het magma is de oorzaak der vulkanische uitbarsting. Is de druk hoog, dan ligt de magma-haard diep onder de oppervlakte, terwijl bij een lage gasdruk de magmahaard ondiep ligt. Onder ondiep is te verstaan een ligging tot enkele km onder de aardoppervlakte, onder diep: tientallen km, wellicht tot 50 km en meer.

Van de 8 eruptietypen zijn er 7 opbouwend ; door hun werking neemt het vulkaanlichaam in volume toe, gewoonlijk ook in hoogte. Slechts het Perret-type is afbrekend. Het is gekarakteriseerd door een zeer hoge gasdruk en een zeer grote hoeveelheid gas, die met geweldige snelheid door de aanvankelijk nauwe kraterpijp spuit. Deze wordt door de gasstraal verwijd, uitgeschuurd, waardoor tevens de top van de vulkaan verlaagd wordt. Bij een uitbarsting van het Perret-type bereikt de met efflata beladen gasstraal, die zich boven bloemkool-of pijnboomvormig verwijdt, aanzienlijke hoogten; bij de uitbarsting van de Vesuvius (1906) 10 km, bij die van Krakatau (1883) 50 km. Van de 7 opbouwende eruptie-typen is het Vulkano-type (zwak en sterk) het best bekend; de meeste vulkanen vertonen dit soort van uitbarstingen, waarbij behalve lavastromen vulkanische as en zand, lapilli en bommen door een gasstraal in de lucht worden geslingerd.

Ook hierbij is de bloemkool- of pijnboom vormige eruptie-wolk de typische vorm. Dergelijke vulkanische wolken gaan met bliksemschichten gepaard, die aan wrijvingselectriciteit worden toegeschreven.

Wanneer de lava dun-vloeibaar is en de gasdruk gering (Hawaiï-type), treedt in de krater een meer van gloeiende lava op, waardoor de gassen borrelen en lavafonteinen vormen (Hawaiï: Rilauea en Mauna Loa, Sawaiï: Matavanoe). Afhemende werkzaamheid kenmerkt zich dan door het terugzinken van de lava in de kraterpijp. Lava-uitvloeiingen vinden behalve uit de krater ook uit nieuw gevormde openingen op de helling van de schildvulkaan plaats. Bij het Stromboli-type wordt met regelmatige, korte tussenpozen van enige minuten lava uit de krater geworpen. Het Stromboli-type treedt sedert mensenheugenis op Stromboli op. Andere vulkanen vertonen afwisselend het Stromboli-, het Vulkano- en het Perrettype, bijv. de Vesuvius.

De geheel andere werking van vulkanen met dik-vloeiende lava is pas sedert 1902 door de uitbarstingen van de Montagne Pelée op Martinique en de Souffrière op St Vincent goed bekend geworden. Later is gebleken, dat ook elders verschillende vulkanen dik-vloeibare lava uitpersen. De Merapi op Java heeft in 1954» 1930 en 1920 en, zoals uit de bestudering der geschriften over die vulkaan blijkt, ook vroeger, steeds een bepaald eruptie-karakter vertoond (Merapilype), dat bestaat in de vorming van lawines van nog gloeiende, maar reeds vastgeworden lava. Deze gloedlawines gaan gepaard met gloedwolken, die voor het eerst door A. Lacroix duidelijk in woord en beeld gebracht zijn in zijn monografie over de uitbarsting van de Montagne Pelée in 1902. Ook bij die uitbarsting, die van 1902-1903 duurde, traden erupties van het Merapi-type op, maar daarnaast veel sterkere, waarbij de gassen als uit een kanon onder een prop van gestolde lava weggeschoten werden, daarbij een grote gloedlawine en een geweldige gloedwolk vormend (lelie-type). Vermoedelijk is in 1930 bij de eruptie van de Merapi ook een dergelijke uitbarsting van het Pelée-type opgetreden.

Bij het St Vincenttype ontbreekt boven op de top de prop taaie lava met een korst, die typisch is voor het Merapien het Pelée-type. Er is een krater aanwezig, die door een korst van gestolde lava is gesloten, waarboven zich veelal een kratermeer bevindt (St Vincent, Kloet op Java). De uitbarsting bestaat in een korte, explosieve verwijdering van het deksel op de kraterpijp, waarbij het uitgeschoten materiaal in de vorm van gloedlawines de hellingen van de vulkaan afrolt, soms vergezeld van gloedwolken van geringere omvang dan bij het Pelée-type. De aanwezigheid van water in het kratermeer heeft ten gevolge, dat de gehele massa meerwater bij een uitbarsting wordt uitgeworpen, waardoor modderstromen ontstaan, die op Java lahar genoemd worden.

PROF. DR B. G. ESGHER

Lit.: A. Lacroix, Remarques sur les matériaux de projections des volcans et sur la genèse des roches pyroclastiques qu’ils constituent (Livre jubilaire. Centenaire de la Soc. Géologique de France 1830-1930, blz. 431-472); B. G. Escher, Over het vulkanisme van Java in verband met de uitbarsting van den Merapi (De Ingenieur, 1931, blz.

A357-A369); Idem, On a Classification of Central Eruptions according to Gas Pressure of the Magma and Viscosity of the Lava (Leidsche Geol. Meded., dl 6, 1933, blz. 45-49)

< >