De Vestingwet van 1874, welke ten doel had te komen tot een concentratie van het Nederlandse verdedigingsstelsel, bepaalde in artikel 1 welke versterkte liniën, stellingen en forten behouden moesten blijven of nog gebouwd zouden worden. Daarin zijn o.a. genoemd : de Nieuwe Hollandse Waterlinie, de Stelling van het Hollandsch Diep en het Volkerak, de Stelling van de Monden van de Maas en het Haringvliet, de Stelling van Amsterdam.
Met de bouw van de Stelling van Amsterdam moest in 1874 nog worden begonnen. Zij was ontworpen als een kringstelling en bedoeld als het reduit van de landsverdediging. In het begin van deze eeuw tot stand gekomen verloor zij echter weldra haar betekenis mede als gevolg van het toenemen van de drachten van het geschut. In ieder van de genoemde liniën en stellingen werd het bevel gevoerd door een Opper- of Vlagofficier. Eerst in 1922 werden zij onder éénhoofdig bevel gesteld en samengevoegd onder de benaming „Vesting Holland”. Het gebied, waarover de Commandant Vesting Holland in geval van oorlog het militair gezag zou uitoefenen, omvatte de provincie Noord-Holland (met uitzondering van het gebied van de Stelling van Den Helder), de provincie Zuid-Holland, het grootste deel van de provincie Utrecht, een klein deel van de provincie Gelderland, een aantal gemeenten van de provincie Noord-Brabant, vrijwel de gehele Zuiderzee (latei- IJsselmeer) en de territoriale wateren langs het kustfront.
Bij de Vesting Holland onderscheidde men drie fronten t.w.: het kustfront met permanente verdedigingswerken bij IJmuiden en Hoek van Holland; het zuidfront dat zich uitstrekte langs het Haringvlieten het Hollandsch Diep naarde Biesbosch; het oostfront dat gevormd werd door de Nieuwe Hollandse Waterlinie. Deze fronten waren voor de bevelvoering onderverdeeld in groepen, die elk weer uit twee of meer vakken bestonden.
In Wereldoorlog I is de Nieuwe Hollandse Waterlinie bezet geweest en waren, o.m. door het opvoeren van het peil van het boezemwater en het opzetten van het water in de sloten van het betrokken gebied, voorbereidende maatregelen getroffen om, indien het nodig werd, de inundaties snel te kunnen stellen.
Gedurende Wereldoorlog II heeft de Vesting Holland zowel bij het begin als bij het einde van de oorlog een belangrijke rol gespeeld. In 1940 forceerden de Duitsers door een strategische luchtoverval, waarbij zij in het bezit kwamen van de bruggen bij Moerdijk en Zwijndrecht, een toegang tot binnen de Vesting Holland op het ogenblik dat de strijd in de Grebbelinie ontbrandde. Dit Duitse succes met het op 14 Mei plaats hebbende bombardement van Rotterdam werd oorzaak van de Nederlandse capitulatie nog voordat het Nederlandse veldleger, uit de Grebbelinie teruggegaan op het oostfront van de Vesting Holland, de strijd met de inmiddels ook daartegen opgerukte Duitse troepen had aangebonden.
In het begin van 1945 was onder druk van de zegevierend oprukkende geallieerde legers het Duitse 25ste leger teruggegaan tot in de Vesting Holland met het voornemen zich hier tot het uiterste te verdedigen. Gelukkig voor Nederland en in bijzonder voor dit dicht bevolkte gebied is door de loop van de oorlogsgebeurtenissen de strijd in en om de Vesting Holland toen niet meer ontbrand.
De nog vrij plotselinge Duitse capitulatie in Mei 1945 redde Nederland van een toen dreigende verschrikkelijke ramp (z Nederland, inundaties telling en).
LUIT.-GEN. D. A. VAN HILTEN.