(United Nations Educational Scientific and Cultural Organization; Organisatie der Verenigde Naties voor onderwijs, wetenschap en cultuur). Een der doeleinden van de Verenigde Naties is, blijkens het handvest, de internationale samenwerking op het gebied van de cultuur en de opvoeding.
Voor de uitvoering van deze taak is in 1946 als een gespecialiseerde organisatie der Verenigde Naties, de Unesco opgericht. Zij is gevestigd te Parijs en zet — op nog breder basis — het werk voort van de op grond van een resolutie van de Volkenbondsvergadering van 1921 ingestelde Internationale Commissie voor Intellectuele Samenwerking.
Deze commissie, een adviserend orgaan van de Volkenbondsraad, had sedert 1926 als technisch secretariaat het aanvankelijk geheel door de Franse regering gesubsidieerde en te Parijs zetelende Internationaal Instituut voor Intellectuele Samenwerking.
Zij hield zich bezig met allerlei werk op het gebied van wetenschap, letteren, kunst en onderwijs (auteursrecht, bibliografie, bibliotheekwezen, musea, uitwisseling van publicaties en van hoogleraren en studenten, gelijkstelling van diploma’s, bescherming van historische monumenten enz.). Een groot aantal, veelal semi-officiële comité’s, opgericht in de verschillende landen — ook in Nederland, onder voorzitterschap van prof. N. van Wijk — werkten met de Internationale Commissie samen.
De Unesco werkt onder leiding en toezicht van de Economische en Sociale Raad. Zij heeft zich allereerst beziggehouden met het herstel van de door de oorlog op cultureel gebied geleden schade in de ruimste zin; dit deed zij o.m. door het zenden van schoolbehoeften, het verlenen van hulp bij onderwijs, giften aan bibliotheken. Voorts behoren tot de onderwerpen, welke haar aandacht hebben: de voorlichting van grote bevolkingsgroepen door middel van pers, film en radio in het belang van opvoeding, cultuur en wetenschappelijke ontwikkeling, de bestrijding van analphabetisme, de ontwikkeling van bibliotheek-, museum- en archiefwezen enz.
Het lidmaatschap van de Unesco staat open voor alle leden van de Verenigde Naties; niet-leden van de Verenigde Naties kunnen door de Algemene Conferentie worden toegelaten. Tot de leden behoren o.a. België, Nederland en de Unie van Zuid-Afrika. In vele landen zijn als schakel tussen haar en de nationale instellingen nationale commissies gesticht, zo in NEDERLAND onder voorzitterschap van prof. dr H. R. Kruy t.
In BELGIË werd, bij K.B. d.d. 1 Juli 1948, een Nationale Belgische Cie voor de Unesco-aangelegenheden opgericht. Voorzitter is de minister van Openbaar Onderwijs, als vice-presidenten fungeren twee hoogleraren.
De Unesco heeft drie organen:
1. de Algemene Conferentie, welke bestaat uit de vertegenwoordigers staten-leden en die elk jaar bijeenkomt;
2. de Uitvoerende Raad, bestaande uit achttien door de Algemene Conferentie gekozen gedelegeerden uit verschillende landen, benevens de voorzitter van de Algemene Conferentie; zij komt ten minste tweemaal per jaar bijeen; en
3. het secretariaat onder een directeur-generaal (de eerste directeur-generaal was de Engelsman Julian Sorel Huxley; van 1948 tot 1953 de Mexicaan dr Jaime Torres Bodet; sindsdien de Amerikaan L. H. Evans) en verdeeld in onderscheiden afdelingen.
MR L. V. LEDEBOER
Lit.: J. Luchaire, Principes de Ia coopération intellectuelle (Recueil des cours de l’Académie de droit international de La Haye, dl 9, Paris 1926); N. van Wijk, De Ned. Commissie voor intellectuele samenw. (Haarlem 1930); M. Rothbarth, Geistige Zusammenarbeit im Rahmen des Völkerbundes (Münster i/Wph. 1931) ; H. Bonnet, L’oeuvre de l’Institut de Coopération intellectuelle (Recueil des cours de l’Académie de droit international de La Haye, dl 61, Paris 1938); L’Institut de Coopération intellectuelle (Paris 1946); P. J. Idenburg, U. De Organisatie der V. N. voor Onderwijs, Wetenschap en Cultuur (Leiden 1947); T. Besterman, U. Peace in the Minds of Men (London 1951).