(Latijn voor „een-os”), een gedicht in rijmende hymnenstrofen, is een typisch specimen der middeleeuwse, Latijnse, comische literatuur. Het behandelt het bekende sprookje, waarin een boer door middel van een ossenhuid zich allerlei voordelen weet te verwerven.
De Cantus de uno bove is in Lotharingen ontstaan en is van daar in de Duitse letterkunde gedrongen.Uitg.: door Grimm en Schmeller in Lateinische Gedichte des 11. und 12. Jahrh. (1838); de oude Duitse bewerking door Heyne in Altdeutsch-latein. Spielmannsgedichte d. 10. Jahrh. (1900).