Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 06-08-2022

Toponymie

betekenis & definitie

of plaatsnaamkunde is de bestudering van de plaatsnamen. Deze studie is allereerst van taalkundig belang, daar deze namen oorspronkelijk een betekenis hadden, die verband hield met de ligging van de plaats, de oorsprong der nederzetting, de aard der oudste bewoners, vgl. achtereenvolgens Hoogmade, Koudekerke, Sassenheim.

Vaak zijn door het gebruik de woorden geheel van uitzicht veranderd (vgl. Standaardbuiten uit St Jan daar buiten), of ook heeft een bizarre spelling het woord onherkenbaar gemaakt (Zutphen betekent Zuidven). Om tot de oorsprong van de naam door te dringen moet men dus steeds trachten in middeleeuwse handschriften de oudst bewaarde vormen op te sporen, daar anders een verklaring niet veel meer dan een gissing kan zijn; zo heeft Noordwijk niets met wijk te maken, maar heette oudtijds Nortga; de uitgangen zijn vaak tot een toonloze lettergreep afgesleten; zo heette Akhrum oudtijds Ackeraheim, maar Bedum Bedorowalda. Herhaaldelijk blijkt, dat de plaatsnamen de gewone klankveranderingen der taal niet hebben ondergaan, zodat ze zeer oude taalvormen kunnen bewaren; zo staan Muiden en Genemuiden tegenover IJselmonde, Souburg tegenover Zuidbroek. Zelfs uitgestorven woorden blijven in plaatsnamen bewaard: in Medemblik zit het oude woord voor „middel”, dat wij uit het Gotische miduma kennen.Niet alleen voor de taalgeschiedenis zijn de plaatsnamen van belang, maar ook en vooral voor de geschiedenis der vestiging van de bevolking in een land. Uit de namen leren wij allereerst iets omtrent de natuurlijke gesteldheid in vroegere tijden; de aanwezigheid van bos blijkt uit namen op -wolde, -loo, -hout, die van moeras uit -broek, -ven. De namen op -rode, -rade leren ons iets betreffende de ontginning van de wouden in de Middeleeuwen. In bepaalde tijden en in bepaalde gebieden worden ook weer typische plaatsnamen gebruikt; zo zijn toponiemen met -huizen, -buren, -dorp aanwijzingen voor de aard der nederzettingen; de namen op -ingen wijzen gewoonlijk op een vestiging van een familiegroep met een aantal afhankelijke personen. Bij deze conclusies moet men er steeds op letten, dat namen later kunnen zijn gegeven in aansluiting aan reeds bestaande typen. Door een nauwkeurig en systematisch onderzoek kan men dus belangrijke bijdragen leveren tot de oudste geschiedenis van een land. Zijn de omstandigheden gunstig, dan kan men zelfs in zeer vroege cultuurperioden licht verspreiden; zo heeft men in Engeland de heerschappij der Vikingen aan de hand van de plaatsnamen in Northumberland nauwkeurig kunnen begrenzen, terwijl men in Skandinavië door de toponymie belangrijke gegevens over de verering van de heidense goden verkregen heeft.

Eerste taak is het systematisch verzamelen van alle plaatsnamen; daartoe zijn dan ook in verschillende landen speciaal daartoe ingerichte bureau’s ingesteld. De uitgave van dit namenmateriaal geeft aan de wetenschap de nodige bouwstoffen; in vele landen zijn dergelijke uitgaven tot stand gekomen: in Zweden: de reeks Sver(i)ges ortnamn; in Denemarken: Danmarks stednavne; in Duitsland: de uitgave van een aantal regionale Forschungsstellen; in België: de werken uitgegeven door de Koninkl. Commissie voor Toponymie en Dialectologie en de reeksen uitgegeven door het Leuvens Instituut voor Naamkunde onder de algemene titel Onomastica neerlandica; in Engeland: de publicaties van de English Place Name Society.

Bovendien zijn een aantal belangrijke werken van de hand van afzonderlijke onderzoekers verschenen, o.m. in Duitsland: Förstemann’s Altdeutsches Namenbuch, in Frankrijk Longnon, Les noms de lieu de la France, en Vincent, Toponymie de la France, in Noorwegen de Norske Gaardnavne van Rygh, in België de Flou, Woordenboek der toponymie van Westelijk Vlaanderen. Voor Nederland werden slechts enkele provincies behandeld in de Nomina Geographica Neerlandica. De Commissie voor Naamkunde van de Kon. Ned. Akad. verzamelt tegenwoordig, door middel van vragenlijsten, veldnamen, waternamen en ander toponymisch materiaal.

Lit.: J. Mansion, Oud-Gentsche Naamkunde (’s-Gravenhage 1924); Idem, De voornaamste bestanddelen der Vlaamsche plaatsnamen (’s-Gravenhage 1935); A. Carnoy, Origines des noms des communes de Belgique y compris les noms des rivières et principaux hameaux (2 dln, Louvain 1948-’49); M. Schönfeld, Veldnamen in Nederland (Amsterdam 1950). Tijdschriften: Nomina Geographica Neerlandica, Leiden I (1885)-XIII (1949); Mededeelingen uitg. door de Vlaamsche toponymische vereniging te Leuven I (1925) — sinds 1950: Meded. van de Ver. voor Naamkunde te Leuven en de Commissie voor Naamkunde te Amsterdam; Handelingen van de Kon. Commissie voor Toponymie en Dialectologie (Brussel I (1927) vlgg.); Zeitschrift für (Orts) Namenforschung (München - Berlin I (1925) -XVIII (1942); Beiträge zur Namenforschung (Heidelberg I (1949/50) vlgg.); Namn och Bygd (Uppsala I (1913) vlgg.); Revue internationale d’onomastique (Paris I (1949) vlgg.); Onoma. Bibliographical and Information Bulletin (Louvain I (1950) vlgg.).

< >