Zuidhollandse gemeente, ontstaan uit de heerlijkheid der beide Noordwijken, ’t Langeveld en Offem, van 3649 ha, met (1951) 16 690 inw., van wie (1947) 51 pct R.K., 43 pct Prot. en 6 pct andersdenkenden, ligt aan de Noordzee en strekt zich uit tot de grens van Noord-Holland. De bodem bestaat voor het grootste deel uit duinen en geestgronden, voor klein gedeelte uit klei.
De voornaamste bestaansbronnen zijn: bloembollenteelt en -handel en de badplaats (hotels enz. en zomerverhuur), voorts akkerbouw, tuinbouw, veehouderij, visserij, visrokerij, houtindustrie, bouwnijverheid en vervoer en transport. Er zijn uitgestrekte staatsbossen met zeldzame plantengroei en duinflora. Bekend zijn de golfvelden en de tennisbanen. De gemeente omvat de dorpen Noordwijk-Binnen (1951 7232 inw.), waar vooral bloembollen, maar ook bloemen en geneeskrachtige kruiden worden geteeld, Noordwijk aan Zee (1951 6570 inw.), een snelgroeiende badplaats met grote luxe hotels, en de buurten het Langeveld en de Klei. Het Langeveld is een belangrijk kampeercentrum. In Noordwijk-Binnen en het Langeveld zijn grote inrichtingen voor geesteszieken (Dr Mr W. van den Berghstichting en Sancta Maria).Lit.: J. KIoos, N. in den loop der eeuwen (Noordwijk 1928).