Nederlands wijsgeer (Amsterdam 15 Mrt 1895), leerling van Ovink, privaat-docent te Utrecht (1925), nationaal-socialist en secretaris-generaal van een nieuw Departement van Volksvoorlichting en Kunsten (1940-1943), hoogleraar in de wijsbegeerte te Utrecht (1943-1945), werd in 1948 door het Haagse Bijzonder Gerechtshof veroordeeld tot 12 jaar gevangenisstraf. Hij was eerst aanhanger van het Neo-Kantianisme der Marburger school, welker beginselen hij in zijn Summa uitwerkte, maar ontwikkelde zich in Hegeliaanse richting tot hij in 1937 uit het Genootschap voor Critische Filosofie trad en tot het Hegelianisme overging.
Tegelijk voltrok zich in hem een overgang tot „mythisch”, d.w.z. sterk nationalistisch, denken,j. j. POORTMAN
Bibl.: De logische rechtvaardiging der zedelijkheid bij Fichte, Schelling en Hegel (1923); Summa contra metaphysicos (1931); Passer en speer, Cultuurpolitieke redevoeringen (1941-1943) e.a.
Lit.: J. L. Snethlage, Dr T. G.’s wending tot de mythe, in: Alg.
Ned. T. v. Wijsbegeerte XXXI (1937/’38); R. F.
Beerling, Philosophie en volksheil (in: De Stem 1938, II).