Engels indoloog (Whitehall, bij Colchester, 12 Mei 1843 - Chipstead 27 Dec. 1922), studeerde (1863-1865) Sanskrit te Breslau bij Stenzler en ging in 1866 naar Ceylon in Engelse burgerlijke dienst. In Engeland teruggekeerd, werd hij in 1883 hoogleraar voor Pali en de Boeddhistische letterkunde aan het University College te Londen en in 1904 hoogleraar in de vergelijkende godsdienstgeschiedenis te Manchester.
Bibl.: Sumangala en Digha Nikaya; Ancient coins and mesures of Ceylon (London 1877); Buddhism (London 1877; 24ste dr. 93o); Buddhist birth stories (London 1880); Vinaya texts (3 vol., Oxford 1881-1885); The questions of King Milinda (ibid. 1890); Dialogues of the Buddha (1899); Buddhist India (2nd ed. 1905); Early Buddhism (1908); met W. Stede, The Pali-Text-Society’s Pali-English Dictionary (Chipstead 1921-1925).
Lit.: Proceed, British Academy, dl X (1921-’23), blz. 540.
