schriftgeleerde en de eigenlijke vader van het Nestorianisme (Antiochië ca 350 - Mopsueste, Cilicië, 428), was sedert 392 bisschop van Mopsueste. Hij was een jeugdvriend van St Chrysostomus, wiens raad hem deed besluiten het kloosterleven trouw te blijven en die later op zijn beurt bij de vervolging door Theodorus beschermd werd.
Reeds vóór Nestorius betoogde hij, dat er in Christus naast de goddelijke ook een menselijke persoon aanwezig was en vatte die zienswijze samen in een systeem, dat aan Nestorius zijn naam zou ontlenen. Ook op het gebied der verlossing en sacramenten verkondigde hij met de rechtzinnigheid strijdige ideeën. Hij stierf in vrede met de Kerk; zijn dwalingen werden in 553 door het 5de Algemene Concilie van Constantinopel veroordeeld. Zijn eretitel is ,,de exegeet”.
Bibl.: uitg. bij Migne, Patr. gr. dl 66; Commentaria in Epist. Pauli, ed. H. B. Swete, 2 dln (Cambridge I88O-’82).
Lit.: L. Pirot, L'oeuvre exégétique de T. (Rome 1913); L. Patterson, T. of M. and Modern Thought (London 1926); E. Sloots, De diaken Pelagius en de verdediging der Drie Kapittels (1936); W. de Vries, Der Nestorianismus T.’s, in: Orientalia Christiana, Periodica VII (1941); R. Devréesse, La méthode exégétique de T., in: Revue Biblique (1946).