Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 06-08-2022

Territoriale wateren

betekenis & definitie

(Territoriale zee, kustzee) noemt men ter onderscheiding van de open zee, alsook van de binnenwateren van een staat, dat deel van de zee, over een zekere afstand (breedte), dat onmiddellijk aan het landgebied van die staat grenst. Tot de territoriale wateren behoort in de eerste plaats de kustzee, d.w.z. het gedeelte van de zee, dat zich, van de laagwaterlijn af gemeten, een zekere afstand, meestal gesteld op drie zeemijlen (5556 m) ver, naar de open zee uitstrekt (driemijlsgrens).

Verder rekent men er toe zeebochten, zeeëngten, die delen van de open zee met elkander verbinden en van de oever af kunnen worden gesloten (bijv. de Sont), riviermondingen enz.De breedte van drie zeemijlen dankt haar ontstaan aan de door Cornelis van Bijnkershoek in zijn De dominio mans dissertatio (1703) uitgewerkte regel: potestas terrae finitur, ubi finitur armorum vis (vrij vertaald: het gezag van de staat strekt zich zover uit als het aan de oevers opgestelde geschut draagt). Deze regel vond in de loop der 18de eeuw algemene aanvaarding en, daar de dracht van het geschut aan het einde dier eeuw ongeveer drie zeemijlen was, werd dit ook de breedte van de kustzee. In vele verdragen is deze driemijlsgrens aanvaard. Onderscheidene landen verlangen echter een grotere breedte der kustzee.

Sedert Wereldoorlog II gaat zich een nieuwe ontwikkeling terzake aftekenen, waarbij de vaste grens wordt losgelaten en een ander beginsel, dat van het continentale plat (Continental shelf) (z aarde en diepzeeonderzoek), daarvoor in de plaats treedt. In het continentale plat, dat geologisch met het vasteland één geheel vormt, bevinden zich wellicht exploiteerbare aardolie en andere mineralen. In Sept. 1945 heeft de Amerikaanse president Truman bij decreet vastgesteld, dat de territoriale wateren van de V.S. zich rondom de Amerikaanse kusten uitstrekken tot aan de grens van de zgn. vlakke zee, d.w.z. van het Noordamerikaanse continentale plat, dat aan de oostkust hier en daar 100 a 200 km breed is.

De territoriale wateren zijn onderworpen aan de souvereiniteit van de oeverstaat. Uitvloeisels daarvan zijn o.m., dat het recht van die staat er van toepassing is en dat hij toezicht heeft op de exploitatie er van en van de zeebodem en dat kustvaart en kustvisserij in het algemeen aan de eigen onderdanen zijn voorbehouden. De oeverstaat oefent zijn gezag in de territoriale wateren echter niet uit dan met inachtneming van verschillende door het volkenrecht opgelegde beperkingen, als het recht van onschuldige doorvaart van handels- en oorlogsschepen van vreemde staten (droit de passage inoffensif). Recht tot dergelijke, vrije doorvaart hebben steeds alle handelsvaartuigen. Dit geldt, in vredestijd, met zekere beperkingen ook voor oorlogsschepen.

Met betrekking tot de doorvaart in oorlogstijd bepaalt art. 10 van het op 18 Oct. 1907 ter Tweede Haagse Vredesconferentie gesloten verdrag nopens de rechten en verplichtingen der onzijdige mogendheden in geval van zeeoorlog (Zeeonzijdigheidsverdrag), dat door de enkele doorvaart van belligerente oorlogsschepen en prijzen de onzijdigheid niet wordt geschonden. De oeverstaat is bevoegd, naast de bovenbedoelde beperkingen, in tijden van spanning of oorlog een min of meer uitgebreid verbod van doorvaart van vreemde of belligerente oorlogsschepen uit te vaardigen. Zo heeft Nederland in de tijdens de Wereldoorlogen I en II afgekondigde neutraliteitsproclamaties een algeheel doorvaartverbod voor oorlogsschepen der oorlogvoerende mogendheden opgenomen. Schending van zulk een verbod heeft internering van schepen en opvarenden ten gevolge. Uitzondering van het verbod kan gelden voor belligerente oorlogsvaartuigen, die in geval van nood een haven van de kuststaat trachten te bereiken. In dit geval dient aan deze schepen de gelegenheid te worden geboden het onzijdige gebied weder te verlaten. Soms wordt aangenomen, dat in een aan de territoriale zee aansluitende strook, zich uitstrekkende van de uiterste grens der kustzee tot op zekere afstand in de open zee, de kuststaat ten aanzien van vreemde schepen in sommige opzichten enkele strikt begrensde bevoegdheden, bijv. douanebevoegdheden, bezit. Men noemt deze strook de zone contigue, wat een samentrekking is van zone de la haute mer contigue aux eaux territoriales, d.i. strook van de open zee, grenzende aan de territoriale wateren. De met de territoriale wateren samenhangende vraagstukken zijn behandeld op de Eerste Codificatie-Conferentie, gehouden te ’s-Gravenhage in 1930 (z codificatie). Tot een verdrag terzake is men er niet kunnen komen.

MR L. V. LEDEBOER

Lit.: L. E. Visser, De territoriale zee (Amersfoort 1894); W. Schücking, Das Küstenmeer im intern. Rechte (Göttingen 1897); R. de Villeneuve, La ligne séparative des eaux nationales et de la mer territoriale (Paris 1914); A. S. de Bustamante y Sirvén, El mar territorial (Habana 1930; Duits: Berlin 1930; Engels: New York 1930; Frans: Paris 1930); C. Baldoni, II mare territoriale nel diritto internazionale comune (Padova 1934); F. Münch, Die technischen Fragen d. Küstenmeers (Kiel 1934); G. Gidel, La mer territoriale et la zone contigue (Ree. d. cours de 1’Ac. de droit intern, de La Haye, dl 48; Paris 1935); G. Gansacchi, L’occupa.zione dei mari costieri (Torino 1936); H. Rass, Das Küstenmeer n. d. Beschlüssen d. Haager Kodifikations-Konferenz von 1930 (Kallmünz 1936); J. Aman, Le statut de la mer territoriale (Paris 938); S.A.Riesenfeld, Protection of Coastal Fisheries under International Law (Washington 1942); F. Florio, II mare territoriale e sua delimitazione (Milano 1947); N. Mateesco, Vers un nouveau droit intern. de la mer (Paris 1950).

< >