Nederlands rechtsgeleerde (Sneek 24 Dec. 1849 - ’s-Gravenhage 31 Juli 1929), studeerde te Leiden. In 1872 werd hij adjunct-commies bij het departement van Justitie, daarna substituut-officier van Justitie te Brielle en te Rotterdam, in 1884 officier van Justitie.
In 1896 werd hij advocaat-generaal bij het gerechtshof te Leeuwarden. In 1899 werd hij advocaat-generaal bij de Hoge Raad, in 1907 procureur-generaal, welke functie hij tot 1 Mei 1927 bekleedde. In zijn herhaaldelijk herdrukt werk over het W.v.Str. (iste dr. 1896) werden de bijzondere delicten voor het eerst uitvoerig behandeld.Bibl.: Wetboek van Strafrecht met aanteekeningen door M. Schooneveld P. Jz. (’s-Gravenhage 1876; supplement 1887); Het wetboek van strafrecht verklaard (3 dln, Groningen 1896-1900; 5de druk, 3 dln, Arnhem 1947-1949 (bewerkt door prof. mr G. E. Langemeijer) ; Het wetboek van strafrecht opgehelderd door de jurisprudentie van den Hoogen Raad (’s-Gravenhage 1907; 3de druk, ’s-Gravenhage 1924); Het wetboek van strafvordering opgehelderd door de jurisprudentie van den Hoogen Raad (’s-Gravenhage 1908) ; Het wetboek van strafvordering (Arnhem 1926).