Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 17-10-2024

SOVCHOZ

betekenis & definitie

Russische afkorting voor Sovjetskoje chozjajstwo, eigenlijk radenbedrijf, benaming voor de staatslandbouwbedrijven in de Sovjet-unie, waarvan de eerste bij decreet van 14 Febr. 1919 gesticht zijn op onteigende grond, sedert 1927 ook op nieuw ontgonnen gronden. Aangezien enerzijds de sovchozen al te groot waren opgezet (er waren er met een omvang, die Noord-Holland overtrof), anderzijds hun voornaamste functie, die van door de staat gecontroleerd landbouwbedrijf, sinds de collectivisatie en de opkomst der kolchozen op andere wijze vervuld wordt, zijn de sovchozen in de laatste jaren vóór Wereldoorlog II wat op de achtergrond geraakt.

Tussen 1935 en 1937 werden 20 millioen hectare van de sovchozen aan de kolchozen gegeven. In 1938 kwam niettemin nog ca 10 pct van de totale agrarische productie der U.S.S.R. voor rekening van de sovchozen. De opbrengst per ha van deze bedrijven bleef ca 10 pct onder het gemiddelde der voor-revolutionnaire landerijen. Veel landbouwproefstations, stoeterijen, veehouderijen, tuinbouwbedrijven enz. hebben de vorm van sovchozen. Het eerste na-oorlogse vijfjarenplan herstelde de sovchozen ongeveer in hun voor-oorlogse omvang, het tweede (1951-’55) stelt een aanzienlijke vergroting der productiviteit als doel.

Lit.: L. E. Hubbard, The Economics of Soviet Agriculture (London 1939); W. Ladejinsky, Soviet State Farms (Political Science Quarterly, March & June 1938, LIII, p. 60-82 & 207-32); N. Jasny, The Socialised Agriculture of the USSR (Stanford 1949, hfdst. XI).

< >