Tsjechisch dochter (Pacov 23 Febr. 1864 - 16 Aug. 1928), de belangrijkste Tsjechische vertegenwoordiger van het impressionnisme. Hoewel hij bijna zijn gehele leven in Praag woonde, eerst als beambte, toen als stadsbibliothecaris (1898-1920), bleef hij verlangen naar het platteland waar hij vandaan kwam; in het naargeestige stadsleven zocht hij troost bij natuur en muziek.
Na een periode van realistische natuurpoëzie wendde hij zich met zijn bundel Ještě jednou se vrátíme (1900) tot een nieuwe stijl en nieuwe ideeën: zijn vroeger critisch pessimisme maakte plaats voor vertrouwen in het leven en enthousiaste visies van broederschap en menselijk geluk. Als criticus van de moderne maatschappij en dichter van sociale gerechtigheid, strever naar een humanistisch toekomst-ideaal, verwierf hij zich een vrij grote naam. Sova schreef ook balladen en drie romans.Bibl. (voorn. werken): Květy intimních nálad (1891); Soucit a vzdor (1894); Vybouřené smutky (1897); Ještě jednou se vrátíme (1900); Zápasy a osudy (1910); Kniha baladická (1915); Zpěvy domova (1918); Básníkovo jaro (1921).
Lit.: F. K. Salda, S. (1924).