Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 17-10-2024

SOGDISCH

betekenis & definitie

Oostiraans idioom, omstreeks het begin onzer tijdrekening verbreid over Transoxanië, Ferghana en het Tarimbekken, dat sinds de invoering van het Perzisch als schrijftaal (sedert de Sassaniedentijd), evenals de taal van Chwârizm (Chiwa), op het Pamirdialect van het Jaghnobi na, verdwenen is.

Het Sogdisch is eerst sinds het begin onzer eeuw, door de in Oost-Turkestan en aan de bovenloop van de Zarafsjân (in Tadjikistân) gevonden handschriften, bekend geworden en ontcijferd. Het schrift gaat terug op het Syrische alphabet van Manichaeïsche ductus en diende in zijn oudste vorm als voorbeeld voor het Orchon-alphabet (zie Orchon-inscripties), in zijn jongere vorm werd het door de Oeigoeren overgenomen, door dezen doorgegeven aan de Mongolen, waaraan ten slotte de Mandjoes het hebben ontleend.

Lit.: R. Gauthiot, Essai de Grammaire Sogdienne, part. I, Phonétique (Paris 1914-’23), part II, morphologie etc., d. E. Benveniste (Paris 1929); W. Henning, Sogdica (London 1940); Textes sogdiens, éd. trad. et comm. p.

E. Benveniste (Paris 1940); M. J. Dresden, Bibliographia Sogdiana concisa, in: Jaarber. v. Ex Oriente Lux VIII (1942).

< >