residentie van de prov. Oost-Java (propinsi Djawa Timur), groot 4424 km2, telt (1950) 2.641.000 inw.
Het Z. van de residentie wordt ingenomen door uitlopers van het Ardjoenogebergte, gedeeltelijk door het Ardjoenogebergte zelf en door de N.W. helling van de Penanggoengan. Een groot gedeelte van de bodem bestaat uit een laagvlakte die door een rug die uit mergelgesteenten bestaat (de Goenoeng Kendeng) in twee gedeelten wordt gesplitst, terwijl een kalksteenrug, die de kust langs de Java Zee volgt, deze laagvlakte in het N. begrenst. De bodem bestaat uit afzettingen van de rivieren en uit zeeklei.De zeer dichte bevolking bestaat uit Javanen; op de hoofdplaats en in enkele desa’s is zij met Madoerezen vermengd. Vooral de delta van de Brantas is dicht bevolkt. Suikerteelt en visvangst in zoutwatervijvers (tambaks) vormden de belangrijkste bestaansbronnen. Over de huidige toestanden in de residentie verneemt men uiterst weinig.
