Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 17-10-2024

SNIJDERS, cornelis jacobus

betekenis & definitie

Nederlands generaal (Nieuwe Tonge 29 Sept. 1852 - Hilversum 26 Mei 1939), werd van 1869 tot 1872 aan de Kon. Militaire Academie te Breda opgeleid tot officier der genie.

Van 1873 tot 1875 gedetacheerd bij het leger in Ned.-Indië, verwierf hij in 1874 de Militaire Willemsorde 4de kl. in een gevecht in de omgeving van Kota Radja. Als luitenant was hij gedurende vier jaren leraar, als kapitein zeven jaar hoofd van onderwijs in de genie-wetenschappen aan de Kon. Mil. Academie. In 1901 hoofdofficier geworden, werd hij in 1908 als kolonel gedetacheerd bij de Generale Staf, in 1910 generaal-majoor en sous-chef, in 1910 chef van de generale staf, merkwaardigerwijze zonder ooit de Hogere Krijgsschool te hebben doorlopen.Bij de mobilisatie van 1914 werd hem de hoogst moeilijke en verantwoordelijke functie van opperbevelhebber van land- en zeemacht opgedragen, met bevordering, enkele dagen later, tot generaal. Vier jaar lang heeft hij, onder talloze moeilijkheden, deze taak vervuld op een wijze, die hem het vertrouwen en de hoogachting van het nationaal gezinde deel der natie deed verwerven. Op 9 Nov. 1918 kreeg hij van de toenmalige minister van Oorlog op grievende wijze een ontslag, dat gezien moet worden als een toegeven aan onredelijke critiek ener- en aan revolutievrees anderzijds, doch waartegen hij zelf, als soldaat, nimmer een woord van protest heeft geuit.

Na de oorlog wijdde hij zich o.a. aan de strijd tegen eenzijdige ontwapening; lange tijd was hij voorzitter van „Ons Leger”, verleende krachtige steun aan de K.L.M. en was een van de promotors van het luchtverkeer met Ned.-Indië. In 1932 nam hij, op herhaald verzoek, het voorzitterschap op zich van het Verbond voor Nationaal Herstel. Dit bracht mee dat hij in het volgend jaar tot lid der 2de Kamer werd gekozen, doch hij stond zijn zetel af aan zijn opvolger. In het algemeen stond hij, in de tijd van aftakeling van de nationale gedachte en van de weermacht, die na Wereldoorlog I volgde, in het middelpunt van het streven naar nationale regeneratie. Zijn hoogstaand, onbaatzuchtig karakter vond zelfs bij zijn tegenstanders waardering.

LUIT.-KOL. DR J. W. WIJN

Bibl.: Handb. d. pionierskunst van het Ned. Leger (met J. H. A. Mijsberg (Schiedam 1880-’94); Atlas met toelichting betr. de inrichting v. pantseringen en hare toepassing in den vestingbouw (met P. Huffnagel, Breda 1894); Veldversterkingskunst (Breda 1899); Duurzame en tijdelijke versterkingskunst.

Leerb. voor de cadetten v. alle wapens (met P. C. J. Noorduyn en F. R. van Royen, Breda 1901); De mobilisatiën bij de grote Eur. mogendh. in 1914 en de invloed v. d. generale staven op het uitbreken v. d. Wereldoorlog (met R. Dufour, Leiden 1927).

Lit.: D. v. d. Berg, C. J. S., een leven in dienst van zijn land en zijn volk (’s-Gravenhage 1949).

< >