Nederlands schrijfster (Enkhuizen 17 Juli 1890 - ’s-Hertogenbosch 5 Juli 1938), genoot slechts lager onderwijs; huwde in 1928 met de predikant M. C. van Wijhe.
Zij heeft een respectabel œuvre nagelaten van romans en novellen, die gekenmerkt worden door bezielde ernst, eerlijkheid en warme mensenliefde. De beste spelen in haar geboortestreek aan de Zuiderzeekust. Uit de school van het naturalisme vertoont haar werk bij de verbeelding van hartstocht een bijna uitdagend streven om de waarheid onverbloemd te geven; soms is er een tekort aan beheersing in haar stijl.Bibl.: Tusschen de golven (1918); Menschen uit een stil stadje (1920); Sterke webben (1922); Achter het anker (1924); Als een bes in een hofje (1925); Duivelsnaaigaren (1926); De zondaar (1927); Tijne van Hilletje (1928); De ontmoetingen van Rieuwertje Brand (1929); De dominee’s vrouw van Blankenheim (1930); Grillige schaduwen (1930); In de witte stilte (1930); Harlekijntje (1931); Oude kennissen (1932); Naakte waarheid (1932); De ijzeren greep (1933); Hunkering (1934); Ik verwacht het geluk (1934); Tusschen twee droomen (1935); Tusschen de menschen (1936); Liefde (1937); Bruggenbouwers (1938); Een menschehart (1939). Dramatisch: Het prinsesje van het groene eiland (1927).
Lit.: F. v. Dam, A. v. W. S. in haar letterkundige arbeid (1931); Levensber. door F. S., in: Jaarb. van de Mij der Ned. Letterk. 1940-’41.