ook salsen en maccaluben geheten, zijn kegelvormige, van slijk opgeworpen heuvels, doorgaans slechts enige meters, maar ook wel eens meer dan 100 m hoog, met een kratervormige holte in de top. Op de bodem van die met modderwater gevulde holte treden openingen op, waaruit gassen ontsnappen.
Zijn deze openingen tijdelijk verstopt, dan veroorzaakt de toenemende gasspanning uitbarstingen, waarbij slib en stenen in de hoogte worden geslingerd, terwijl slijkstromen langs de helling van de kegel vloeien. Slijkvulkanen worden door gassen en grondwater gevoed. Die gassen zijn of van vulkanische of van organogene oorsprong. Slijkvulkanen treden dan ook zowel in vulkaangebieden op en zijn dan veelal met solfataren verbonden (bijv. op de Papandajan, de Kawah Kamodjan, de Kawah Manoek) als in aardoliegebieden. In het laatste geval is het uittredende water gewoonlijk zout en zijn bitumineuse aardgassen het drijvende agens. Het langst bekend is de reeds door Strabo vermelde slijkvulkaan Maccaluba bij Agrigento op Sicilië.