(Georg) Duits natuurkundige (Erlangen 16 Mrt 1787 - München 7 Juli 1854), was leraar te Nidau, Neuchâtel, Bamberg, Keulen en Berlijn, professor te Bamberg (1833) en te München (1849). Hij bestudeerde de geleiding en de weerstand van de galvanische electriciteit en vond in 1825 de naar hem genoemde hoofdwet van stroom, spanning en weerstand, gepubliceerd in 1827 in Die galvanische Kette, mathematisch bearbeitet. Dit werd niet opgemerkt, totdat een Fransman in 1831 deze zelfde wet weer vond, waarna Ohm met recht en met succes de prioriteit van zijn ontdekking verdedigde.
Ook op het gebied van de geluidsleer was hij werkzaam (acoustische wet van Ohm).Bib!.: Aus G. S. Ohms handschriftlichem Nachlasz, hrsg. v. L. Hartmann (München 1927).
Lit.: W. Gerlach, S. O. Gedächtnisrede zur Feier seines 150. Geb.tages (1939) ; J. Zenneck, in: Abh. u.
Ber. des Deutschen Mus. XI, 2 (Berlin 1939).
Wet van Ohm
leert, dat in een geleider, waardoor een electrische stroom gaat, de stroomsterkte recht evenredig is met het potentiaalverschil (spanning) der uiteinden en omgekeerd evenredig met de weerstand. Wiskundig vindt de wet uitdrukking in de vergelijking i = E : r (z electrische weerstand). Daar deze wet een betrekking aangeeft tussen de drie voornaamste grootheden uit de leer der electrische stromen is zij van groot belang in de electrotechniek.