Amerikaans sterrenkundige van buitengewone activiteit en veelzijdigheid (Wallace, Nieuw-Schotland, 12 Mrt 1835 Washington 11 Juli 1909), werd in 1861 verbonden aan de marine-sterrenwacht te Washington D.C., met de titel van hoogleraar in de wiskunde. Van 1877-1897 was hij directeur van het American Ephemeris and Nautical Almanac Office, dat toen naar Washington overgebracht was; van 1884-1893 was hij tevens hoogleraar te Baltimore.
Zijn levenswerk was de critische ordening en discussie van de bewegingen van maan en planeten en de samenstelling daarvan in nieuwe elementen voor haar banen en tafels van haar posities. De resultaten van dit reusachtige werk, waarmee hij terecht grote roem verworven heeft, zijn grotendeels gepubliceerd in de zgn. Astronomical Papers prepared for the use of the American Ephemeris en in zijn Researches of the Motion of the Moon (1878). Naast deze werken valt speciaal te vermelden zijn ontdekking van de zgn. fluctuaties in de maansbeweging, die later leidde tot de ontdekking van de onregelmatigheden in de draaiing der aarde en zijn theoretische verklaring van de periode der breedtevariatie. De astronomische constanten die heden ten dage aan de grote almanakken ten grondslag liggen zijn grotendeels door Newcomb bepaald. Naast zijn publicaties over wetenschappelijke onderzoekingen schreef hij verscheidene algemene en uitstekende populaire werken.
Bibi.: A Compendium of Spherical Astronomy (New York 1906); The Elements of the Four Inner Planets and the Fundamental Constants of Astronomy (Washington 1895); The Stars (London 1902, Ned. vert. Leiden 1903); Populär Astronomy, Elements of Astronomy (1900); Astronomy for Every body (1903) en samen met Engelmann: Populäre Astronomie.
Lit: The Reminiscenses of an Astronomer (London - New York 1903, autobiografie).
