Sir, Engels dichter, hoveling-diplomaat (Penshurst, Kent, 29 Nov. 1554 - Arnhem 17 Oct. 1586), studeerde te Oxford en bereisde daarna enige jaren het Continent, waar hij in contact kwam met vele vooraanstaande personen. Door zijn oom, de graaf van Leicester, werd hij aan het hof geïntroduceerd en hij werd al spoedig de belangrijkste gunsteling van koningin Elizabeth en het klassieke voorbeeld van de hoogontwikkelde, verfijnde, veelzijdige Renaissancehoveling, naar Italiaans voorbeeld.
Nadat hij een pamflet geschreven had, waarin hij de koningin aanried niet te trouwen, raakte hij uit de gunst en trok zich terug op het landgoed van zijn zwager, de graaf van Pembroke, waar hij zijn gekunstelde, allegorische herdersroman Arcadia (gedr. 1590) schreef en de sonnettenreeks Astrophel and Stella, in de stijl van Petrarca. In zijn Apologie for Poetry (1581, gedr. 1595) verdedigt hij de poëzie als noodzakelijk levensbestanddeel om te leren en te vermaken. In 1585 kwam hij met Leicester’s hulptroepen tegen de Spanjaarden naar Nederland en werd Commandant van het onderpand Vlissingen. Hij werd zwaar gewond in 1586 bij Zutphen, waar hij op het slagveld, volgens de anekdote, een beker water weigerde ten behoeve van een gemeen soldaat, die het meer nodig had dan hij; te Arnhem bezweek hij aan koudvuur.
Bibl.: Complete Poems, ed. Grosart (3 dln, 1877); Complete Works, ed. A. Feuillerat, in: Cambridge Engl. Classics (1914-1923); Astrophel and Stella, ed. Pollard (1888).
Lit.: H. R. Fox Bourue, A Memoir of Sir Ph. S. (1862; 1891); J. A. Symonds, Sir Ph.
S. (1886); S. Goldman, Sir Ph. S. and the Arcadia (1934); K. O. Myrick, Sir Ph. S. as a Lit.
Craftsman (1935); R. W. Zandvoort, S.’s Arcadia, diss. Amsterdam (1929).