Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 17-10-2024

SENSIBILITEIT

betekenis & definitie

(letterlijk: gevoeligheid), duidt het lichamelijk gevoelsvermogen aan. Wij kunnen zeer verschillende dingen voelen.

Daarom worden ook verschillende „kwaliteiten” van de sensibiliteit onderscheiden. Men spreekt van de sensibiliteit voor pijn, tast, temperatuur, druk, beweging enz.De verschillende sensibiliteitskwaliteiten worden behalve in de bovengeschetste beschrijvende vorm ook wel onderscheiden naar de plaats waar zich de zintuigorgaantjes bevinden in oppervlakkige en diepe sensibiliteit. Pijn, temperatuur en tastzin zijn dan oppervlakkige kwaliteiten, druk en bewegingszin daarentegen kwaliteiten van het diepe gevoel. Ook onderscheidt men op anatomische basis wel de zijstrengkwaliteiten (pijn en temperatuurzin) en de achterstrengkwaliteiten (tastzin en diepe gevoel).

Ten slotte is er nog een indeling naar de aard van de kennis die de gevoelswaarnemingen ons geven. Men spreekt dan van de protopathische of algemeen oriënterende gevoelens (pijn, warm, koud, aanraken) en de gnostische of epicritische gevoelens die ons nauwkeurig in kennis stellen van de aard der gevoelswaarneming. Als zodanig geldt bijv. het voelen van de aard van een stof door wrijven tussen de vingers, het beoordelen van de elasticiteit door knijpen in een voorwerp, het voelen of een oppervlak ruw of glad is e.d. Voor het onderzoek van de gnostische gevoelens kan men bijv. 2 prikkels gelijktijdig toedienen die men steeds dichter bij elkaar appliceert. Ten slotte kan de onderzochte niet meer waarnemen dat hij 2 prikkels tegelijkertijd toegediend krijgt. De afstand die beide prikkels moeten hebben om nog afzonderlijk te worden waargenomen geeft een maat voor het onderscheidingsvermogen of de discriminatiezin (zie gevoel).

DR A. VERJAAL

Sensibiliteitsstoornissen

Bij allerlei ziekten van het centrale en het perifere zenuwstelsel kan het waarnemen van bepaalde gevoelskwaliteiten gestoord zijn. Men spreekt van hypaesthesie wanneer het gevoelsvermogen verminderd is (bijv. hypalgesie = verminderd waarnemingsvermogen voor pijn) en van anaesthesie wanneer het gevoelsvermogen geheel opgeheven is (bijv. analgesie = ongevoeligheid voor pijn). Een enkele maal is het waarnemen van bepaalde gevoelsprikkels abnormaal versterkt. Men spreekt dan van hyperaesthesie (hyperalgesie = het versterkt waarnemen van pijnprikkels).

Het komt ook voor dat de gevoelswaarneming niet verzwakt en niet versterkt is, maar toch abnormaal. In een dergelijk geval voelt de patiënt spontaan, bij aanraken of bij prikken vreemde prikkelingen of andere bijzondere gevoelens. Dit verschijnsel duidt men aan met de term paraesthesie.

< >