Italiaans jurist en staatsman (Turijn 24 Apr. 1856 - Rome 19 Nov. 1933), sedert 1884 hoogleraar te Rome (tot 1931), werd in 1904 senator, in 1909-’10 minister van Justitie, in 1916-’17 minister zonder portefeuille, vertegenwoordigde Italië op de Parijse vredesconferentie (1919-’20) en was minister van Buitenlandse Zaken onder Nitti. Na 1921 was hij Italiaans gedelegeerde in de Volkenbond en lid van het Int Hof van Justitie in Den Haag.
Zijn juridische geschriften zijn verzameld in 1932 verschenen (Scritti Giuridici, 6 dln), evenals zijn redevoeringen in de Volkenbond gehouden van 1921-’31.Deze fijne en tolerante geest heeft op alle gebieden van het recht — inzonderheid het Romeinse recht — geschitterd; als „praeceptor Italiae in omni iure” en als „maestro dei maestri” is hij door meer dan een generatie vereerd.
Lit.: E. Albertario, Il Pensiero e l’Opera di V.S., in: Riv. Ital. d. Sc. giurid., dl IX; E. Rabel, in: Zeitschr. f. Rechtsgesch.
R. A., dl 54 (1934), blz. 492 v.; Luigi Trompeo, V.S. Notizie bio-bibliografiche (Roma 1939).