Elzassisch schrijver (Oberehnheim 4 Aug. 1883 - Nice 31 Jan. 1940 , wijdde zich geheel aan literatuur en journalistiek. Als Duits staatsburger richtte hij in 1903 met Otto Flake het tijdschrift Der Merker op, sedert 1905 was hij redacteur van het Neue Magazin für Literatur. Hij woonde sinds 1933 in Frankrijk.
Hoofdthema van zijn werk is het probleem van de Elzasser: een mens tussen twee werelden; met name komt dit uit in zijn bekendste werk, de romancyclus Das Erbe am Rhein (1926-’31). Schickele was fel antinazistisch en positief Frans georiënteerd; in het Derde Rijk werd zijn werk dan ook verboden.Bibl. (voorn. werken):
romans: Der Fremde (1909); Benkal. der Frauentröster (1914); Das Erbe am Rhein: I Maria Capponi (1926), II Blick auf die Vogesen (1928), III Der Wolf in der Hürde (1931); Symphonie für Jazz (1929); Die Witwe Bosca (1933); Die Flaschenpost (1937); D. H. Lawrence (1934, biogr.).
Poëzie: Mein Herz, mein Land (1915); Das Vermächtnis (1938). Toneel: Hans im Schnakenloch (1916); Am Glockenturm (1919).
Lit.: K. H. Ruppel, R. S., in: Neue Rundschau 1934.
