Duits chirurg (Barmen 3 Juli 1875 - Berlijn 2 Juli 1951), vooral bekend geworden door zijn pioniersarbeid op het gebied der longchirurgie. In 1908 werd hij hoogleraar in Marburg, in 1910 in Zürich.
Hier legde hij zich toe op de chirurgische behandeling der longtuberculose. Hij propageerde de beperkte paravertebrale thoracoplastiek in plaats van de destijds gebruikelijke veel uitgebreider operaties; ook maakte hij veel werk van de phrenicusexairese. Hij gaf de methode der uitademing onder overdruk tijdens longoperaties aan, ten einde het samenvallen van de longen bij het openen der borstholte te voorkomen.Tijdens Wereldoorlog I werkte hij een methode uit om kunstledematen door de spieren van de amputatiestomp willekeurig beweeglijk te maken (zgn. Sauerbruchhanden). In 1918 werd hij hoogleraar te München en in 1927 te Berlijn. Hij behandelde o.a. George V van Engeland en Hitler. In 1933 sloot hij zich openlijk aan bij de nazi’s, hetgeen zijn aanzien ernstig schaadde.
In 1945 werd hij geschorst als hoofd van de Berlijnse gezondheidsdienst. In 1947 verkreeg hij opnieuw de leiding van de chirurgische afdeling der Charité, als hoedanig hij in 1949 werd gepensionneerd.
Bibl.: Das war mein Leben (Berlin 1951), Ned. vert.: Een chirurg aan het woord (1952).