Oostenrijks literair-historicus (Wiener-Neustadt 12 Oct. 1855 - Praag 17 Sept. 1926), was een leerling van W. Scherer; hij was hoogleraar in de nieuwe Duitse literatuurgeschiedenis, sedert 1886 te Praag.
Hij gold als een der beste kenners van de Oostenrijkse literatuur en is de grondlegger geweest van de richting, die grote waarde hecht aan de streek van herkomst van de schrijvers (zie Nadler). In 1894 richtte hij het tijdschrift Euphorion op. Onder zijn leiding stond de grote uitgave van Grillparzer’s werken.Bibl.: J. W. von Brawe (1878); Studien zur Goethephilologie (met J. Minor, 1880); Beiträge zur Geschichte der deutschen Lit. in Österreich (1884); Goethe und Österreich (2 dln, 1902-1903); Grillparzers Gespräche (6 dln, 1904-’16); Die Memoiren der Ulrike von Levetzow (1921); Grillparzers Geheimpapiere (1923); Kultur-politische Reden u. Schriften, hrsg. v. J. Pfitzner (1928); Gesammelte Schriften, 2 dln (1933-’41).
Lit.: A. Rosenbaum, A. S. Bibliographie (1925); Festschrift A. S. (1925); G. Stefansky, A.
S., in: Euphorion, XXVIII (1927); A. Hauffen, Sudetendeutsche Lebensbilder V (1930); G. Fittbogen, A. S. und Bartels, in: Euphorion XLI (1935).