Frans componist (Parijs 9 Oct. 1835 - Algiers 16 Dec. 1921), was een muzikaal wonderkind, studeerde aan het Parijse conservatorium van 1848 tot ’52, was werkzaam als organist te Parijs (vanaf 1857 in de Madeleine), stichtte in 1871 de Société Nationale de Musique ter aanmoediging van jonge componisten en ter stimulering van de uitvoering van instrumentale muziek. In het laatste deel van zijn leven maakte hij concertreizen als pianist, organist en dirigent.
Als componist is hij een eclecticus. Met een virtuoze technische beheersing en een grote zin voor orde noteerde hij zijn partituren. Een vernieuwer is hij niet geweest, grote diepgang moet men in zijn werk niet zoeken, maar aan zijn altijd voortreffelijk gerealiseerde composities kan men de charme niet ontzeggen.Werken: St-S. schreef 12 opera’s, waarvan vooral Samson et Dalila bekend werd, 3 symphonieën, 5 pianoconcerten, 2 vioolconcerten en andere stukken voor viool en orkest, 2 celloconcerten, poèmes symphoniques als Le Rouet d’Omphale en Danse Macabre, orkestsuites, talrijke kamermuziekwerken, een octet Le Carnaval des animaux, een septet, een kwintet, 5 kwartetten, 2 trio’s, 18 duo’s, pianomuziek, orgelmuziek, liederen en koorwerken, o.m. het oratorium Le Déluge, voorts gedichten en talrijke essays over muzikale en niet-muzikale onderwerpen.
Lit.: J. Bonnerot, C. S. sa vie et son œuvre, 2de dr. (1923); W. Lyle, C. S. (London 1923); A. Dandelot, La vie et l’œuvre de Saint-Saëns (1930); S.-S. par lui-même, const. p.
P. Aguétant (1938).
