Duits wijsgeer (Aurich 5 jan. 1846 - Jena 16 Sept. 1926), studeerde te Göttingen, werd in 1871 hoogleraar in de wijsbegeerte te Bazel, in 1874 te Jena. In 1908 ontving bij de Nobelprijs voor letterkunde.
Hij leerde een spiritualistisch activisme: de geestelijke daad overwint de tegenstelling van subject en object; het geestesleven — te onderzoeken door de noölogie — vormt een groot, universeel geheel; de individuen zijn betrokken op een universeel persoonlijk wezen. Eucken’s denkbeelden — o.a. zijn godsdienstwijsbegeerte — hebben aanmerkelijke invloed uitgeoefend. In 1920 werd een Euckenbund — met een tijdschrift: „Die Tatwelt” — opgericht; in 1928 te Jena het „Euckenhaus” gesticht.Bibl.: Geschichte und Kritik der Grundbegriffe der Gegenwart (1878; 4de dr. 1909: Geistige Strömungen der Gegenwart); Geschichte der philosophischen Terminologie (1879); Die Einheit des Geisteslebens in Bewusstsein und That der Menschheit (1888); Die Lebensanschauungen der grossen Denker (1890); Der Kampf um einen geistigen Lebensinhalt (1896); Das Wesen der Religion (1901); Thomas von Aquino und Kant (1901); Hauptprobleme der Religionsphilosophie (1907); Grundlinien einer neuen Lebensanschauung (1907); Der Sinn und Wert des Lebens (1908); Einführung in eine Philosophie des Geisteslebens (1908); Können wir noch Christen sein? (1911); Erkennen und Leben (1912); Geistesprobleme und Lebensfragen (Bloemlezing door O. Braun, 1918); Der Sozialismus und seine Lebensgestaltung (1920); Lebenserinnerungen (1920).
Lit.: O. Siebert, R. E.’s Welt- und Lebensanschauung (1904, 41926); Royce Gibson, E.’s Philosophy of life (1906); A. H. de Hartog, R. E. (1909, 21921); E. Boutroux, R. E.’s Kampf um einen neuen Idealismus (1911); G. Wunderle, Die Religionsphilosophie E.’s (1912); M. Booth, R. E. (1913); A. Heussner, Einf. in E.’s Lebens- und Weltanschauung (1921); R. E. und sein Zeitalter. Studien v. F. Lienhardt, A. Beck, C. Hacker, B. Jordan (1926); E. Becher, E. und seine Philosophie (1927); H. Schack, Denker und Deuter (1938).
