of rozemarijn is een 1-2 m hoge, altijdgroene heester Rosmarinus officinalis L. uit de familie der Labiaten of Lipbloemigen. De plant, die reeds in de Oudheid bekend was, komt in tal van variëteiten voor, doch ook enkele andere soorten als R. laxiflorus de Noé, R. lavendulaceus de Noé en R. tournefortii de Noé leveren de rosmarijnolie.
De plant heeft 2,5 cm lange, leerachtige, lijnvormige, tegenoverstaande blaadjes, waarvan de rand naar onderen is omgekruld en die van onderen viltig behaard zijn. Tussen de viltharen komen kortgesteelde klierharen voor, die de aetherische olie bevatten. De plant wordt vooral in Spanje, doch ook in Dalmatië, Tunis, Marokko en Italië gekweekt. Men gebruikt het gedroogde blad als kruiderij ter aromatisering van de spijzen en wint uit de bovengrondse delen zowel door stoomdestillatie met een rendement van 0,3-1,5 pct, als door extractie met benzeen of petroleumaether, met een rendement van 2 pct, de aetherische rosmarijnolie.In de zomer is het rendement hoger dan in de wintermaanden. De olie heeft, al naar de plaats van herkomst, een s.g. van 0,898-0,913 en bevat a-pineen, campheen, cineol, kamfer, borneol, zowel vrij als acetaat, en een sesquiterpeen. Het door extractie gewonnen concreet is groenachtig van kleur, smelt bij 55-56 gr. C. en bevat sporen zwavel. In 1947 verwerkte men in Spanje 100.000 kg materiaal, in sommige jaren kan dit wel 170.000 kg bedragen. Gebruik: in sommige medische preparaten, maar hoofdzakelijk voor het parfumeren van zeep en sommige technische producten en, daar het iets giftig is, voor het denatureren van alkohol.
DR. A. KLEINHOONTE
Lit.: Tschirch, Handb. d. Pharmacognosie Bd II (Leipzig 1917), p. 1029-1033; Guenther, The Essential Oils, Vol. III (New York 1949), p. 695-710.