pseudoniem van Louis Farigoule, Frans schrijver (Saint-Julien-Chapteuil, Haute-Loire, 26 Aug. 1885), nauw verwant aan de kring van de Abbaye de Créteil, is de voornaamste vertegenwoordiger van de groep der „unanimisten”. Het unanimisme, uiteengezet in zijn Manuel de Déification (1910), is een poëtische visie van het universum, waarbij men beseft dat het geheel van een groep meer is dan de som van de individuen afzonderlijk; dat elke collectiviteit (een straat, een stad, een dokters-cliëntele, de gezamenlijke bewoners van een trap, enz.) een eigen „ziel” heeft, die de dichter of schrijver kan aanvoelen en tastbaar maken.
Romains gaf de toepassing van zijn these in de vrije verzen van zijn stroeve, maar originele gedichten (La Vie Unanime, 1908, nieuwe uitg. 1913; Odes et Prières, 1913, n.u. 1923), maar ook in zijn romans, die soms van een diepe menselijkheid zijn (Mort de Quelqu’un, 1911), of een andermaal vol humor en spot (Les Copains, 1913).Zeer gelukkig was hij bij de applicatie van zijn theorie met zijn toneelstukken, waarvan Knock ou le Triomphe de la Médecine (1923) een wereldreputatie heeft verworven, dank zij het talent van de acteur Jouvet. Maar een zeer persoonlijk talent sprak reeds uit Cromedeyre-le- Vieil (1920), waarin hij de sfeer wist te leggen van het bergland uit zijn geboortestreek, en uit het geestige blijspel M. Le Trouhadec saisi par la débauche (1923). Vijftien jaar lang (1932-1946) werkte Romains aan de geweldige roman-cyclus Les Hommes de Bonne Volonté (27 dln), waarin hij een brok beschavingsgeschiedenis gaf van een tijdperk van 25 jaar tussen 1908 en 1933. Wel bevat dit enorme werk van tienduizend bladzijden, waarin meer dan duizend personen optreden en honderden intriges dooreengestrengeld zijn, prachtige gedeelten, maar het valt te betwijfelen of Romains van dit enorme romanwerk een alle delen overkoepelend kunstwerk heeft weten te scheppen.
DR R. WIARDA
Bibl.:
Poëzie: Un Être en marche (1910); Europe (1916): Le Voyage des Amants (1921); Amour couleur de Paris (1921); Ode aux Génois (1925); Chants des dix années (1928); L’Homme Blanc (1937); Choix de Poèmes (1948).
Toneel: L’Armée dans la Ville (1911); Le Mariage de M. Le Trouhadec (1925); La Scintillante (1925); Jean le Maufranc (1926); Le Dictateur (1926); Volpone (met S. Zweig, 1928); Donogoo (1930); Musse ou l’Ecole de l’hypocrisie (nieuwe bewerking van Jean le Maufranc, 1930); Boën (1930).
Romans en novellen: Le Bourg Régénéré (1906); Puissances de Paris (1911); Sur les Quais de la Villette (1914, later geworden Le Vin Blanc de la Villette, 1923); Donogoo-Tonka, ou les Miracles de la Science (1920, Ned. vert. d. H. v. d. Bergh, Amsterdam 1931); Psyché: t. I Lucienne (1922); t. II Le Dieu des Corps (1928); t. III Quand le Navire (1929); Bertrand de Ganges (1947); Le Moulin et l’Hospice (1949); Salette découvre l’Amérique (1950); Violation de frontières (1951). Diversen: La Vision extra-rétinienne et le sens paroptique (1920); Petit Traité de Versification (met G. Chennevière, 1923); Problèmes d’aujourd’hui (1931); Problèmes européens (1933); Le Couple France-Allemagne (1934); Visite aux Américains (1936); Pour l’Esprit et la Liberté (1937); Cela dépend de vous (1939); Le Problème numéro un (1948); Paris (1950).
Lit.: A. Cuisenier, J. R. et l’unanimisme (1935); L’Art de J. R. (1948); Les Cahiers des Hommes de Bonne Volonté (sed. 1948).