(Delphinium L.), plantengeslacht uit de familie der Ranunculaceeën met 200 soorten op het N. halfrond, 1-jarige of overblijvende kruiden met verspreide diep ingesneden bladen en tot trossen of pluimen verenigde blauwe, paarse, rose of witte, zelden gele zygomorphe bloemen met 5 gekleurde kelkbladen, waarvan het achterste met een spoor, die 1 of 2 kleinere sporen van de 4 al of niet vergroeide kroonblaadjes omsluit, veel meeldraden en 1 of 3-9 vrije carpellen, die tot kokervruchten worden. In Nederland vindt men [i]D.
Consolida[/i] L., de Wilde Ridderspoor, een ca 30 cm hoog 1-jarig akkeronkruid met een armbloemige tros blauwe bloemen met vergroeide kroonblaadjes, die 1 spoor binnen de kelkspoor vormen, en 1 stamper.
Sierplant werden: D. Ajacis L., de Tuinridderspoor, uit het mediterrane gebied, als de vorige, maar tot 90 cm hoog met een verlengde rijkbloemige dichte tros; D. grandiflorum L. (syn. sinense Fisch.), de Chinese Ridderspoor, een ca 80 cm hoge overblijvende plant uit Siberië en China met vrije kroonblaadjes, 2 spoortjes in de kelkspoor en 3-5 stampers; D. hybridum W., een dergelijke plant uit Hongarije en Kaukasië, maar met minder fijn, slechts in 5 brede slippen verdeelde bladen en met donzig behaarde vruchten; D. elatum L., een wel 2 m hoge bergplant van Midden- en Oost-Europa met zwart-bruine kroonblaadjes; D. nudicaule Torr. et Gray, een tot 30 cm hoog overblijvend plantje met gele of roodgele bloemen uit Californië. Van de mediterrane D. Staphisagria L. waren de alkaloidhoudende zaden (semen Staphisagriae) vroeger artsenij. In de tuinen vindt men vaak variëteiten met gevulde bloemen, dikwijls zonder spoor, en zeer veel bastaarden.
PROF. DR TH. T. STOMPS