Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 17-10-2024

RANUNCULACEEËN

betekenis & definitie

plantenfamilie uit de orde van de Polycarpicae* met ca 1200 soorten in de gematigde en koudere streken, meest 1-jarige of overblijvende kruiden met verspreide, van een bladschede voorziene, vaak diep ingesneden bladeren en spiraalsgewijs of spirocyclisch, zelden volkomen cyclisch gebouwde, meest 2-slachtige en regelmatige bloemen met kelk en kroon of een gekleurd bloemdek, in het laatste geval vaak met nectariën tussen het bloemdek en de meest talrijke vrije meeldraden, en met 1-veel meest vrije carpellen met 1-veel zaadknoppen met 1 of 2 integumenten, die rijpen tot dop- of kokervruchten, zelden tot een bes. Naar de vrucht kan men aldus 2 hoofdgroepen onderscheiden, een met kokervruchten en een met dopvruchten.

De eerste kan men weer in 3 groepen onderverdelen:

1. de Paeonieae, met grote, alleenstaande, van kelk en kroon voorziene bloemen en het geslacht Paeonia of Pioenroos*;
2. de Helleboreae, met een meest gekleurd bloemdek, al of niet met nectariën, en de geslachten Actaea (Gifbes*), Aquilegia (Akelei*), Callha*, Coptis*, Eranthis (Winierakoniet*), Helleborus (Nieskruid*), Nigella (Juffertje in ‘t Groen*), Trollius*;
3. de Delphinieae, met een zygomorphe bloem en de geslachten Delphinium (Ridderspoor*) en Aconitum (Monnikskap*).

Ook de tweede hoofdgroep laat zich in drieën verdelen:

1. de Ranunculeae, met kelk en kroon en de geslachten Ranunculus, omvattend de soorten van Boterbloem*, Waterranonkel* en Speenkruid*, Myosurus (Muizestaart*) en Adonis*;
2. de Anemoneae, meteen bloemdek en de geslachten Anemone (z Anemoon en Leverbloempje) en Thalictrum (Ruit*);
3. de Clemalideae, meest heesters met tegenoverstaande bladeren, met het geslacht Clematis*. De familie is rijk aan scherpe blaartrekkende stoffen en giftige alkaloïden.

< >