beoefenaar der Indonesische taalwetenschap (Beromünster, kant. Luzern, 29 Juni 1860 - Gandria 17 Apr. 1942), werd na universitaire opleiding te Bazel en Leipzig leraar (tot 1926) in het Duits te Luzem, bestudeerde Zwitserse folklore en dialecten, leerde van G.
K. Niemann, toenmaals hoogleraar in de Indische talen etc. aan de Indische Instelling te Delft, Maleis, Boeginees, Makassaars en maakte studie van vele andere Indonesische talen. De vruchten daarvan legde hij neer in een groot aantal brochures: Malaio-polynesische Forschungen f5 deeltjes, I893-’9Ö. over Natursinn in den Literaturwerken der Malaien, betrekkingen tussen Maleis en Malegasi, Boeginese letterkunde enz.); idem, 2de reeks (4 deeltjes, 1898-1908); Monographien zur Indonesischer Sprachforschung (7 deeltjes, 1910-1915; vier vertaald door C. O. Blagden, An Introduction to Indonesian Linguistics, London 1916); Wir Menschender indorusischen Erdc (11 deeltjes, 1921-1937), e.a. Deze werkjes, waarvan vele zeer geschikt zijn voor eerste introductie in het behandelde onderwerp, zijn meestal helder en beknopt, soms echter ook simplistisch geschreven; na ongeveer 1930 gaan ze in waarde achteruit.Lit.: S. J. Esser, Herinneringswoord (Tijdschr. v. d. Indische Taal-, Land-en Volkenk., 70, 147); Ph. S. van Ronkel, In memoriam (Bijdr. Taal-, Land- en Volkenk. v. N.-Indië, 101, 133).