betekent „hervormingswet”; de naam wordt speciaal gebruikt voor de wetten van 1832 en 1867, die een belangrijke verandering brachten in de verkiezing van het Lagerhuis. De eerste werd voorgesteld door John Russell*, in het kabinet van Lord Grey*, benoemd door de nieuwe koning Willem IV na de Juli-revolutie in Parijs.
Ze werd aangenomen na hevige strijd, waarbij het Lagerhuis werd ontbonden en voor het Hogerhuis met een grootscheepse „pairshup” werd gedreigd.De voornaamste veranderingen waren:
1. het recht op een zetel in het Lagerhuis werd ontnomen aan een groot aantal zeer kleine of vervallen plaatsen (rotten boroughs);
2. de industriestreken in Midden-Engeland kregen een behoorlijke vertegenwoordiging in het Lagerhuis;
3. voor het kiesrecht kwamen voortaan niet alleen de bezitters van een stuk land in aanmerking, maar ook de huurders van een huis van zekere waarde of pachters van een land met bepaalde opbrengst; daardoor werden ook de middenklasse in de steden en de goed-gesitueerde boeren-pachters kiesgerechtigd en werd de macht van een beperkt aantal adellijke families gebroken;
4. het kiesrecht werd voor alle steden gelijk. In 1867 werd de hervorming voorgesteld door lord Derby, hoofd van het conservatieve ministerie, nadat een ver strekkend voorstel van Gladstone was verworpen.
De wet breidde het aantal kiezers belangrijk uit en bracht een nieuwe districtsverdeling tot stand, die de bevoorrechting van het platteland verminderde.
Lit.: z Parlement; voorts G. S. Veitch, The Genesis of Parliam. Reform (1913); J. R. M.
Butler, The Passing of the Great Reform Bill (1914); G. M. Trevelyan, Lord Grey of the Reform-Bill (1920).