(van Lat. quies, rust) kan in het algemeen elke vorm van volstrekt passieve mystieke godsdienstigheid betekenen, maar geldt in het bijzonder de mystiek van de Spaanse priester Miguel de Molinos* (1628-1696), die in zijn Guida Spirituale (Rome 1675) voor de indaling van de H. Geest een volkomen lijdelijke rust der ziel, waarin deze zich geheel aan de goddelijke leiding overgeeft, en vernietiging van het eigen leven des geestes eist om zich als het ware op te lossen in God.
Het boek, veel vertaald, werd bestreden door de Jezuïeten, met name door Père Lachaise, met steun van koning Lodewijk XIV, tot Molinos eindelijk in 1687 veroordeeld werd en in een klooster gevangengezet; velen van zijn aanhangers werden eveneens gestraft, sommigen met de dood.Aan het hof in Frankrïjk drong dezelfde richting door in de persoon van Jeanne Marie Bouvier de la Mothe-Guyon (1648-1717) met haar „foi nue” en „amour désintéressé”, verdedigd door Fénelon* in diens Explications des saints sur la vie intérieure (1697). Ook zij geraakte in gevangenschap, zelfs in de Bastille (1698-1701). Door de invloed van Bossuet werd in 1699 bij breve een 23-tal stellingen van Fénelon veroordeeld, welke veroordeling deze zelf van de kansel voorlas om vervolgens zijn boek in het vuur te werpen. Het quietisme had nu geen kansen meer in de R.K. Kerk. In het Protestantisme vindt men quietisme bij de Labadisten (Labadie*, Jean) als een lijdelijke, willoos in God rustende vroomheid, vooral in het gebedsleven, bij volgelingen van Pontiaan van Hattem*, die zich tegen formalisme verzette en een practisch, innerlijk doorleefd Christendom voorstond en bij Tersteegen* en zijn mystieke aanhangers. Hoewel dit niet volstrekt met het begrip zelf gegeven is, hebben de kerken steeds ketterij in het quietisme vermoed en soms kunnen aantonen.
PROF. DR J. N. BAKHUIZEN VAN DEN BRINK
Lit.: H. Heppe, Gesch. der quietistischen Mystik in der kath. Kirche (1875); A. Poulain, Qu’est-ce que le q. ? (Paris 1910); M. Wieser, Deutsche romantische Religiosität (1919); P. Dudon, Le quiétiste M. Molinos (Paris 1921).