Nederlands indoloog en geograaf (Oosterbeek 23 Mei 1832 - ’s-Gravenhage 10 Febr. 1887), studeerde in de theologie, maar hield zich vervolgens bezig met de beoefening der aardrijkskunde en der koloniale wetenschappen. Hij schreef talrijke artikelen in dag- en weekbladen (o.a.
De Gids en De Nederlandsche Spectator) en verschillende brochures, bijv. Koloniaal bezit en particuliere handel op de westkust van Afrika (1871), bezorgde de uitgave der reisbeschrijvingen van den natuuronderzoeker C. B. H. von Rosenberg (Zuid-Ooster-eilanden en Geelvinkbaai) en heeft zich voorts verdienstelijk gemaakt door de bewerking van onderscheidene andere reisbeschrijvingen, vooral met betrekking tot Nieuw-Guinea. Hij was medeoprichter en bestuurslid van het Nederlandsch Aardrijkskundig Genootschap.Bibl.: De reizen naar Ned. Nieuw-Guinea in 1871 -’76; Afrikaansche Studiën, Koloniaal bezit en particuliere handel op Afrika’s Westkust (’s-Gravenhage 1871).