Belgisch R.K. staatsman (Zinnik 11 Nov. 1893), nam deel aan Wereldoorlog I, waarvan hij een groot deel doorbracht in krijgsgevangenschap.
In 1918 kon hij zijn studies aan de Leuvense Universiteit hervatten en hij behaalde er het doctoraat in de rechten, in de politieke en diplomatieke wetenschappen en het baccalaureaat in de thomistische wijsbegeerte. Aan de Universiteit van Princeton (V.S.) werd hij Master of Arts (economics). Terug in het land, trad hij in dienst van de Nationale Bank, waarvan hij in 1926 directeur en later vice-gouverneur werd (Mrt 1934-Apr. 1935). Benoemd tot professor aan de Leuvense Universiteit, werd hij er aangesteld tot directeur van het Instituut voor Economische Wetenschappen (1928). Intussen had hij als technicus deelgenomen aan tal van financiële conferenties en zich als deskundige een internationale faam verworven.
Hij werd in de regering-De Broqueville opgenomen als minister zonder portefeuille (12 Juni 1934-20 Nov. 1934). Na de val van de regering-Theunis slaagde hij, als extra-parlementair, er in een drieledig kabinet te vormen op basis van een devaluatieprogramma (25 Mrt 1935-13 Juni 1936). Hij behield zich in deze regering ook de portefeuille van Buitenlandse Zaken voor. Na de wetgevende verkiezingen van 24 Mei 1936, vnl. gekenmerkt door het succes van de Rex-beweging, vormde hij een tweede regering (13 Juni 1936), die in Oct. 1937 aftrad.
In een door dezelfde Rex-beweging uitgelokte tussentijdse kamerverkiezing had hij tevoren, als „nationale candidaat”, een duidelijke overwinning behaald op Léon Degrelle (n Apr. 1937). Tijdens Wereldoorlog II werd hij te Londen aangesteld tot voorzitter van de Commissie voor de Studie van de Na-oorlogse Problemen (opgericht in het voorjaar van 1941). In Oct. 1944 werd hij Commissaris voor de Repatriëring.
In 1946 tot senator gecoöpteerd, werd hij in 1948 tot Minister van State benoemd. Hij was de eerste voorzitter van de Onafhankelijke Liga voor Europese Samenwerking (de latere Europese Liga voor Economische Samenwerking). Hij maakte deel uit van de Commissie van Goede Diensten, opgericht ter bemiddeling in de Indonesische Kwestie (1947~’48).
Sedert 11 Aug. 1949 was hij zonder onderbreking minister van Buitenlandse Zaken in de opeenvolgende katholiek-liberale en homogeen-katholieke regeringen. In deze hoedanigheid nam hij deel aan verschillende conferenties, die plaatsgrepen in het kader van Benelux en van de Organisatie van het Noord - Atlantisch Pact. Sedert 1950 trad hij telkens op als hoofd van de Belgische afvaardiging ter Algemene Vergadering van de Organisatie der Verenigde Naties. Op het Europese vlak zij vermeld dat hij werd aangesteld tot voorzitter van de Organisatie voor Europese Economische Samenwerking (16 Aug. 1949) en van het Comité der Ministers van de Raad van Europa; bovendien heeft hij de ontwerpverdragen van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (18 Apr. 1951) en van de Europese Verdedigingsgemeenschap (27 Mei 1952) voor zijn land ondertekend.
DR W. VAN DEN STEENE
Bibl.: La réforme bancaire aux Etats-Unis de 1913 à 1921 (Bruxelles 1922); Réflexions sur le plan quinquennal (Bruxelles 1931); Regards sur l’Europe 1932 (Bruxelles 1933, Ned. vert. Brussel 1933); La Belgique devant les problèmes de l’heure (Bruxelles 1936, Ned. vert. Brussel 1936); Rapport présenté aux gouvernements du Royaume-Uni et de la France sur la possibilité d’obtenir la réduction générale des obstacles au commerce international (1938); Economics or Politics? (Cambridge 1939); Petits pays et organisation internationale (Bruxelles 1945); Réponses publiques à cent questions sur les grands problèmes de l’heure présente (Bruxelles 1945, in samenw. m. anderen).
Lit.: L. Hommel, Paul van Zeeland, premier ministre de Belgique (Paris 1937); L’expérience v. Z. en Belgique (Lausanne 1940).