Frans dichter (Saint-Denis, Seine, 14 Dec. 1895), is een der sterkste en zuiverste vertegenwoordigers van de hedendaagse Franse dichtkunst, bij het grote publiek terecht beroemd geworden door de bezielende hymne aan de vrijheid (1942). Voortgekomen uit de révolutionnaire kring van het Surréalisme, verwierp hij niet alleen alle geldende, burgerlijke, morele waarden, maar ook alle geijkte en verstarde literaire vormen, zodat zijn eerste bundels, ondanks de spanning van de inspiratie, gesloten bleven voor de gewone lezer van gangbare poëzie, afgezien nog van het element van mystificatie dat ze ook bevatten.
Later vindt men bij hem hoe langer hoe sterker, vooral ook door de druk en de ernst der bezettingsjaren, een streven om zijn inspiratie te voegen naar de regelmatige versvorm, zo nodig zelfs in de strengheid van de regelmatige alexandrijn. In zijn eerste gedichten een sterk hallucinerend vermogen, een verwerpen van elk anecdotisch element, in alle werk de conceptie dat het wezen van alle poëzie is een „anders” zijn, een vlucht naar het onbekende, het buitentijdelijke, een intuïtieve openbaring van datgene dat aan de „overzijde” ligt. Geïnspireerd door voorgangers als Lautréamont*, Rimbaud* en De Nerval*, moreel gesteund door zijn vriend Picasso*, die in de schilderkunst verwante strevingen tracht te verwerkelijken, streeft Eluard er naar duurzame vorm te geven aan wat er aan ongrijpbaars, bovenpersoonlijks in het heelal ligt besloten. De inleidingen bij enkele van zijn bundels geven een subtiele explicatie van zijn worsteling met het Woord.DR R. WIARDA
Bibl.: Le Devoir et l’Inquiétude (1917); Les Animaux et leurs Hommes (1920) ; Les Nécessités de la Vie et les Conséquences des Rêves (1921); Répétitions (1922); Les Malheurs des Immortels (met Max Ernst, 1922) ; Mourir de ne pas mourir (1924) ; 152 Proverbes mis au goût du jour (met B. Péret, 1925); Capitale de la Douleur (1926); Les Dessous d’une vie ou la Pyramide humaine (1926); Défense de Savoir (1928); L’Amour, la poésie (1929); A toute Epreuve (1930) ; L’Immaculée Conception (met A. Breton) ; La Vie immédiate (1932) ; Comme deux Gouttes d’eau (1933) ; La Rose publique (1934); Penrose, Herbe à la lime (1935): Nuits partagées (1935); Note sur la poésie, avec A. Breton (1936); Les Yeux fertiles (1936) ; Les animaux et leurs hommes, les hommes et leurs animaux (1937); L’évidence poétique (1937); Les mains libres (1937); Quelques-uns des mots qui jusqu’ici m’étaient mystérieusement interdits (1937); Cours naturel (1938); Garcia Lorca — Ode à Salvador Dali (1938); Chanson complète (1939); Donner à voir (1939); Choix de Poèmes (N.R.F. 1941); Livre ouvert I (1940); Livre ouvert II (1942); Poésie et Vérité (1942); Au Rendez-vous Allemand (1944).
Lit.: M. Carrouges, Eluard et Claudel (Paris 1945); M. Eigeldinger, Poésie et Tendances (Paris 1945); Louis Parrot, P. E. (i945> coll. Poètes d’aujourd’hui p.p. P. Seghers).