Duits chemicus (Frankfort a. d. M.
8 Mrt 1879), was na zijn promotie in de organische chemie twee jaar assistent bij prof. Th. Zincke te Marburg a. d. Lahn. Van 1904-1905 verbleef hij in het laboratorium van William Ramsay te Londen, waar hij zich toelegde op de chemie der radioactieve stoffen. In deze periode valt zijn ontdekking van het radiothorium. Van 1905-1906 zette hij zijn radioactieve onderzoekingen voort onder leiding van Ernest Rutherford te Montreal, waarbij hij het radioactinium ontdekte.
In 1906 naar Duitsland teruggekeerd, besloot hij zich geheel aan de radioactiviteitschemie te wijden, waarvoor hij gelegenheid vond in het laboratorium van Emil Fischer. In 1912 werd hij benoemd tot leider van het pas geopende Kaiser Wilhelm Institut für Chemie te BerlijnDahlem. Sinds 1907 werkte hij samen met de Oostenrijkse natuurkundige Lise Meitner tot zij in 1938 wegens de jodenbepalingen Duitsland moest verlaten. Met haar leverde Hahn belangrijke bijdragen tot de kennis der natuurlijke radioactieve stoffen en haar stralingen en ontdekte hij het uraan-Z en het protactinium. In 1934 begon hij met Lise Meitner en Fritz Strassmann een onderzoek naar de zgn. „transuranen” (elementen met atoomnummer* groter dan dat van uraan), welke E. Fermi* meende te hebben verkregen door de beschieting van uraan met neutronen*. Dit onderzoek leidde ten slotte in 1939 tot de vaststelling, dat bij deze beschieting middelzware elementen (o.a. barium) ontstaan, waarmede het volkomen nieuwe verschijnsel der kernsplijting (z kernphysica) was ontdekt en waardoor de mogelijkheid tot de technische ontsluiting van de energie der atoomkernen (z atoomenergie) en tot de constructie van de atoombom was geopend.
Aan Otto Hahn werd in 1946 voor zijn ontdekking de Nobelprijs-1944 voor chemie uitgereikt. Sinds 1910 buitengewoon hoog-leraar te Göttingen, werd hij 1 Apr. 1946 voorzitter van de Max-Planck Gesellschaft aldaar.PROF. DR G. J. SIZOO
Bibi.: Was lehrt uns die Radioaktivität über die Geschichte der Erde (Berlin 1926); Applied Radiochemistry (Ithaca 1936); Künstliche Neue Elemente (1948, in Ned. vertaling opgenomen in het volgende); Nieuwe Atomen (Amsterdam 1950, ook in Eng. ed.).