Sir, Engels scheikundige (Glasgow 2 Oct. 1852 - Londen 23 Juli 1916), was sinds 1880 hoogleraar in de scheikunde aan het University College te Bristol en sinds 1877 aan het University College te Londen. Vele physisch-chemische onderzoekingen, o.a. over oppervlaktespanningen, verschenen van zijn hand.
In 1894 ontdekte hij, met Lord Rayleigh*, het argon* en in 1898 met Travers de andere, in geringe hoeveelheden in de dampkring (z lucht) voorkomende edele gassen*. In 1895 ontdekte hij het helium*; later bewees hij de vorming van het helium bij de desintegratie van het radium. In 1905 ontdekte hij het radiothorium. Hij verwierf in 1904 voor de ontdekking van de edele gassen en de indeling in het periodiek* systeem de Nobelprijs voor scheikunde. Het Ramsay Memorial Fellowship stelt jonge chemici uit alle landen in staat hun onderzoekingen in Engeland voort te zetten. Hij schreef verschillende boeken, o.a. over anorganische chemie. In 1902 werd hij geadeld.PROF. DR J. A. A. KETELAAR
Lit.: T. C. Chandhuri, Sir W. R. (1918); W. A. Tilden, Sir W.
R. Memorials of His Life and Work (1918); M. W. Travers, Endeavour, 11, 126 (1952).
